Aandachtspunten bij omzetting van een verlies uit aanmerkelijk belang in een belastingkorting in Box 1

In de praktijk krijgen wij meer vragen over de mogelijkheid een verlies uit aanmerkelijk belang in Box 2, onder voorwaarden, om te zetten in een belastingkorting in Box 1.
Dit zal verband houden met de ‘onzakelijkelening’-jurisprudentie over de dga met een vordering op zijn bv, maar ook de mogelijkheden die de Wet uitfasering pensioen in eigen beheer bood, waardoor veel, vooral oudere, dga’s uitvoering konden geven aan hun wens om de (pensioen-)bv te liquideren, met vaak een ab-verlies(je) tot gevolg.

Al bij de afweging om met de inspecteur de discussie aan te gaan over de zakelijkheid van een afwaardering of kwijtschelding van de vordering van dga, moet de vraag worden gesteld wat fiscaal voordeliger is: kwalificatie als zakelijke lening leidend tot een tbs-verlies voor de dga in Box 1 of als onzakelijke lening leidend tot ‘storting’ op aandelen en leidend tot een ab-verlies in Box 2 bij een (latere) liquidatie van de bv.

Belangrijk aandachtspunt daarbij is dat een tbs-verlies (1.) persoonlijk inkomen is van de dga in Box 1. Het inkomen uit aanmerkelijk belang in Box 2 is een gemeenschappelijk inkomensbestanddeel dat op grond van artikel 2.17 Wet IB 2001 vrij kan worden toegerekend tussen de fiscale partners. Dus ook een ab-verlies.
Anderzijds kan een tbs-verlies als verlies uit werk en woning (direct) worden verrekend met inkomen uit werk en woning van de drie voorafgaande jaren, terwijl een ab-korting alleen voorwaarts kan worden verrekend en wel met de belasting en premies volksverzekeringen over het inkomen uit werk en woning van het jaar waarin het verlies uit ab is omgezet in een belastingkorting en daarop volgende zeven jaren, maar uiterlijk van het negende jaar volgend op het jaar waarin het ab-verlies is geleden.
Dat het in de praktijk fout kan gaan, blijkt uit een recente uitspraak van Hof Den Bosch (2.). De dga had aan zijn bv een bedrag geleend van € 64.000. De bv is failliet gegaan en in 2010 ontbonden. Van de lening heeft de dga niets terugontvangen.
De dga heeft tot en met het hof geprocedeerd over de vraag of er sprake is van een tbs-verlies. Het hof besliste dat hiervan geen sprake was, maar dat bij ontbinding van de bv in 2010 sprake kan zijn van een ab-verlies.

Vervolgens verzocht de dga in 2018 om omzetting van het ab-verlies van 2010 in een belastingkorting van € 16.000 (25% (3.) van € 64.000) en om verrekening van de belastingkorting vanaf 2012 en volgende jaren.
De inspecteur is aan het verzoek tegemoet gekomen en heeft de aanslagen van de dga over 2012 en 2013 verminderd tot nihil, waarbij de dga zijn eigen heffingskortingen niet kan verzilveren.
Deze verminderingen leidden echter bij de echtgenote van de dga tot navorderingsaanslagen over 2012 en 2013. De echtgenote had over deze jaren geen inkomen en had reeds de algemene heffingskorting uitbetaald gekregen. Deze werden nu teruggevorderd.

De dga gaat bij de rechtbank en vervolgens bij het hof in beroep. De dga wenst dat de belastingkorting voor een lager bedrag en in een lager tempo wordt verrekend. Het hof concludeert echter dat artikel 4.53 en artikel 2.11a Wet IB 2001 geen mogelijkheden bieden om de hoogte en/of het tempo van de verrekening zelf te bepalen en noch de inspecteur verplichten om voor de dga en zijn partner de gunstigste verrekening te hanteren.
De uitspraak leert dat bij het indienen van de aangiften inkomstenbelasting van de dga en zijn fiscale partner waarin het aanmerkelijkbelangverlies moet worden verantwoord een zorgvuldige keuze moet worden gemaakt.
Het ‘standaard’ invullen van de volledige ab-verlies bij de dga hoeft niet altijd de voordeligste optie te zijn.
Zo nodig kan ook nog gebruikgemaakt worden van de goedkeuring uit het aanmerkelijkbelangbesluit van 9 maart 2018 (4.), waarin, onder voorwaarden, wordt goedgekeurd, dat een verlies uit aanmerkelijk belang eenmalig ook voor een deel kan worden omgezet in een belastingkorting.

Hierbij blijft het nog niet verrekende verlies uit aanmerkelijk belang dan nog uitsluitend beschikbaar voor latere verrekening in box 2.
Als je nog vragen hebt, dan kun je hierover contact opnemen met Rob Lendering, telefoon: 055 – 3559979

1. let op: na ‘correctie’ van de terbeschikkingstellingsvrijstelling
2. Hof ’s-Hertogenbosch, 06-02-2020, nr. 19/00018 t/m 19/00020 ECLI:NL:GHSHE:2020:389
3. In 2020 26,25%; in 2021 26,9%
4. Besluit van 9 maart 2018, nr. 2018-27139, paragraaf 7.2.