Belastingrente

Hoeveel percentages kent de belastingrente eigenlijk? Er gelden twee percentages voor het in rekening brengen (of vergoeden) van belastingrente.

Belastingrente: het hoge percentage
Om te beginnen met het hoge percentage dat geldt voor de vennootschapsbelasting, de bronbelasting en de solidariteitsbijdrage. Voor dit percentage wordt volgens de huidige systematiek aangesloten bij de ECB-rente voor handelstransacties vermeerderd met 8%. Deze wordt tweemaal per jaar vastgesteld op 1 januari en 1 juli, en na twee maanden – dus per 1 maart en per 1 september – volgt de vaststelling van de belastingrente.

Dit zou dan per 1 maart 2023 hebben moeten leiden tot een stijging van 8% naar 10,5% (de ECB-rente was op dat moment 2,5%). Het kabinet achtte – in navolging van de Raad van State – een dergelijke stijging niet ‘opportuun’ en heeft ervoor gekozen om de belastingrente te bevriezen op 8%.

Per  1 januari 2024 wordt het systeem aangepast. De ECB-rente voor handelstransacties blijft het uitgangspunt, maar de verhoging is ‘slechts’ 5,5% (in plaats van 8%). Het rentepercentage wordt eenmaal per jaar vastgesteld en bepalend is de ECB-rente per 31 oktober van het jaar en het aangepaste percentage voor de belastingrente treedt dan in werking per 1 januari van het daaropvolgende jaar.

Ter indicatie: het laatst vastgestelde rentepercentage – vastgesteld per 14 september 2023 – bedraagt 4,5% en zou dan moeten leiden tot een belastingrente van 10%. Zichtbaar is dat de ECB-rente de afgelopen maanden fors is gestegen, in de loop van 2023 van 2,5% naar 4,5%. De ECB heeft deze verhoging gedaan om de snel stijgende inflatie af te remmen.

Belastingrente: het lage percentage
Het lage percentage geldt voor de ‘overige middelen’, waaronder de IB en de erfbelasting. Dit is nu nog gekoppeld aan de wettelijke rente voor niet-handelstransacties vermeerderd met 2,25%. Dit wordt tweemaal per jaar bij AMvB vastgesteld op 1 januari en 1 juli.

Dit heeft er per 1 juli 2023 toe geleid dat het belastingrentepercentage is gestegen van 4 naar 6%.

Opmerkelijk feit. De Raad van State heeft bij de Fiscale verzamelwet 2023 aangegeven dat de percentages als ‘onredelijk kunnen worden ervaren’ en zij adviseert om het systeem nog eens goed te doordenken. Het kabinet geeft aan dat het passend is om de verschillen tussen de beide percentages te verkleinen. Dat de stijging van 4 naar 6% per 1 juli 2023 doorgang vindt, past in die doelstelling, aldus de minister. Je had natuurlijk ook naar beneden kunnen gaan met beide percentages en tevens het verschil kunnen verkleinen …

Per 1 januari 2024 wordt de systematiek gewijzigd. Bepalend is en blijft de ECB-rente voor niet-handelstransacties vermeerderd met 3% met een minimum van 4,5%. De ECB-rente per 31 oktober (2023) is bepalend voor de belastingrente per 1 januari (2024). Het ligt in de verwachting dat het lage percentage zal uitkomen op 7,5%. En dat is fors!

Rente voor toeslagen
Hiervoor geldt dezelfde systematiek als voor de overige middelen. Omdat het niet wenselijk was deze per 1 juli 2023 ook te laten stijgen van 4 naar 6% is deze bevroren op 4%[1]. De koppeling tussen de toeslagen en de overige belastingmiddelen zal met terugwerkende kracht tot 1 juli 2023 worden verbroken door middel van een in te dienen wetsvoorstel. Wel zal op nabetalingen vanaf 1 juli 2023 6% rente worden vergoed.
Per 1 januari 2024 worden beide percentages vastgesteld op 4%.

Overzicht

Belastingwet huidige regeling nieuw systeem 1-1-2024
Belastingrente Vpb, bronbelasting en sol. bijdrage ECB-rente handelstransactie + 8% ECB + 5,5% 10%
minimum 8% minimum 5,5%
Belastingrente overige middelen (IB, erfbel. LB etc.) ECB-rente niet handelstransactie ECB + 3% 7,50%
plus 2,25% met minimum 4% minimum 4,5%
Overige rente toeslagen idem belastingrente overige middelen bevriezen op 4% 4%
Invorderingsrente toeslagen idem belastingrente overige middelen bevriezen op 4% 4%
Invorderingsrente algemeen idem belastingrente overige middelen bevriezen op 4% 4%

 

Praktijk
Voor de praktijk betekent dit dat terdege rekening moet worden gehouden met de belastingrente. Ik beperk me tot de belastingrente bij de vennootschaps- en inkomstenbelasting, maar vergeet bijvoorbeeld ook de erfbelasting niet.

Voorkomen van belastingrente

  • Doe voor zover mogelijk voor 1 juni aangifte vennootschapsbelasting of voor 1 mei aangifte inkomstenbelasting (ervan uitgaande dat de aanslag conform de aangifte wordt opgelegd)
  • Vraag uiterlijk 30 april een voorlopige aanslag (Vpb/IB) aan over het verstreken jaar
  • (En ter beperking van belastingrente) vraag bijtijds een (nadere) voorlopige aanslag aan (ook voor oudere belastingjaren) als daar aanleiding voor is.

Advies: beslis altijd in overleg met klanten of en zo ja voor welk bedrag een voorlopige aanslag wordt aangevraagd. Meld de klant dat de belastingrente voor de Vpb én IB hoog is (wordt). Leg altijd in je dossier vast dat dit met klanten is besproken. Verifieer bij contactmomenten in de loop van het jaar of de voorlopige aanslag nog klopt. Maak de voorlopige aanslag een vast onderdeel van je werkprogramma’s.

Nog meer mogelijkheden?
Ja, denk aan de regeling van artikel 30ia Awr. Deze bepaling is van kracht vanaf 1 januari 2023[2] en speelt in op een arrest van de Hoge Raad[3]. In dit arrest heeft de Hoge Raad aangegeven dat het onaanvaardbaar is als belastingrente in rekening wordt gebracht als de Belastingdienst geen rentenadeel heeft geleden.

Casus: aan X bv is in januari 2016 een VA Vpb over 2016 opgelegd en deze aanslag wordt betaald. Op 25 maart 2018 wordt deze aanslag verminderd naar aanleiding van de aangifte van X bv en ontvangt zij een teruggaaf van € 344.593 zonder belastingrente. Na een boekenonderzoek en een herziene aangifte wordt de voorlopige aanslag in september 2018 weer verhoogd en betaalt X bv € 14.478 met € 1.553 belastingrente over de periode 1 juli 2017 – 3 november 2018. De Hoge Raad oordeelt dat de belastingrente moet worden beperkt tot de periode 25 maart 2018 tot en met 3 november 2018 (224 dagen in plaats van 491 dagen).

In artikel 30ia Awr wordt geregeld dat de inspecteur de te betalen belastingrente kan verminderen in situaties waarin belastingrente in rekening wordt gebracht over een tijdvak waarin de belasting al is geheven, voldaan of afgedragen. Let op: de belastingplichtige moet  een expliciet beroep doen op de toepassing van artikel 30ia Awr[4]. Een van de voorbeelden die in de totstandkoming van deze bepaling is aangehaald, is onderstaand voorbeeld (nr. 10)

Voorbeeld 10 (fiscale partners correctie IB, op te nemen in ministeriële regeling)
X en Y zijn fiscale partner van elkaar. Partner X doet aangifte IB/PVV 2018 waarin het gezamenlijk inkomen van X en zijn partner is opgenomen. X en Y ontvangen met dagtekening 1 mei 2019 een VA IB/PVV van € 1.000, zonder belastingrente. Vanwege een herverdeling van het gezamenlijke inkomen doet partner X een gewijzigde aangifte IB/PVV op 1 januari 2020. Partner Y doet op dezelfde dag aangifte IB/PVV over het jaar 2018. Voor partner X leidt de gewijzigde aangifte tot een teruggaaf van € 200 met dagtekening van 1 februari 2020, zonder de vergoeding van belastingrente (want tijdig opgelegd door de inspecteur). Voor partner Y leidt de gewijzigde aangifte tot een definitief te betalen bedrag aan belasting IB/PVV 2018 van € 700 met dagtekening van 1 april 2020 en een betalingstermijn die eindigt op 12 mei 2020. Over dit bedrag wordt belastingrente in rekening gebracht van 1 juli 2019 tot en met 12 mei 2020103 (10,4 maanden), terwijl € 500 (€ 700 – € 200) van het te betalen bedrag aan belasting tot het moment van teruggaaf aan partner X geacht kan worden reeds te zijn geheven (van 1 mei 2019 tot 1 februari 2020 = 9 maanden). Op basis van de voorgestelde bepaling wordt het in totaal verschuldigde bedrag aan belastingrente door partner Y (€ 700 x 4% x 10,4 maanden104 =) € 24,26 verminderd met (€ 500 x 4% x 9 maanden105 =) € 15.

Artikel 30ia kun je niet inroepen als het gaat om rente die over de betalingstermijn op het aanslagbiljet in rekening wordt gebracht (lid 2). De belastingrente wordt altijd berekend tot het einde van de betalingstermijn van de aanslag. Als je eerder betaalt en het geld dus al op de rekening van de Belastingdienst staat, kan je geen beroep doen op art. 30ia Awr. Ook geldt de nieuwe regeling nog niet voor naheffingsaanslagen loon- en omzetbelasting (lid 3), omdat dat uitvoeringstechnisch nog niet haalbaar is. De inwerkingtreding van art. 30ia Awr wordt bij Koninklijk Besluit geregeld en dan zal ook de wettekst worden aangepast en vervalt het derde lid.

Is het daarmee afdoende geregeld?
Nee. Bij de afhandeling van box 3 (rechtsherstel over de jaren 2017 e.v. en met name de IB-aangifte over 2021) is het aspect van belastingrente niet geregeld. Een aanslag inkomstenbelasting zal over deze jaren altijd ‘afwijken’ van de ingediende aangifte. Immers de box 3-belastingschuld in de aangifte zal altijd afwijken van de box 3-belastingschuld in de belastingaanslag. Als per saldo nog inkomstenbelasting is verschuldigd zal dat betekenen dat over het volle bedrag aan te betalen inkomstenbelasting belastingrente is verschuldigd, ook als er geen discussie/verschil bestaat over het aangegeven inkomen uit box 1 en/of 2. Het opleggen van de definitieve aanslagen over 2021 heeft ook vertraging opgelopen. De termijn voor het opleggen van belastingrente begint te lopen op 1 juli 2022 en stopt (pas) zes weken na de datum vermeld op de belastingaanslag.

Onredelijk
De Raad van State oordeelde al bij de behandeling van de Fiscale verzamelwet 2023 dat de belastingrente als onredelijk kan worden ervaren. Het ingevoerde artikel 30ia Awr moet daarvoor in enkele gevallen een oplossing bieden.

Onredelijk zijn echter ook de hoge percentages belastingrente die verschuldigd zijn als de belastingplichtige in verzuim is (te laat is met zijn aangifte of als een fout is gemaakt in de aangifte of VA die bij de aanslag wordt hersteld). De Belastingdienst is pas in verzuim als de aanslag te laat wordt opgelegd, maar is nooit in ‘verzuim’ bij het afwijken van de ingediende aangifte of een verzoek om een voorlopige aanslag. Als de definitieve aanslag uiteindelijk lager is, vergoedt de Belastingdienst geen rente. De mogelijkheden om belastingrente van de Belastingdienst vergoed te krijgen zijn dus beperkter en daarmee is het systeem ook niet evenwichtig. En er zijn nog wel meer onredelijke uitwerkingen van de huidige regeling.

Of een volgend kabinet eraan gaat sleutelen? Ik heb zo mijn twijfels. Ik herhaal dus mijn tip voor de praktijk. Ga samen met je klanten na of de voorlopige aanslag nog ‘klopt’ en verzoek zo nodig om een nadere voorlopige aanslag. Leg duidelijk vast in je dossier dat je het hebt besproken (om bewijs te hebben ingeval de klant toch nog schrikt van de verschuldigde belastingrente en daarover bij jou zijn beklag doet).

Voor meer informatie: mr. Sandra Twigt (s.twigt@fullfinance.nl) of bel 055-355 99 79.

 

[1] Brief 22 juni 2023, Kamerstukken II 2022/2023, 31066, nr. 1248; reden: een stijging van de rente heeft te veel impact op terugvorderingen op toeslagontvangers.

[2] Fiscale verzamelwet 2023, 36.107

[3] HR 18-11-2022, ECLI:NL:HR:2022:1673

[4] Met behulp van een beroep op HR 18 november 2022 kunnen belastingplichtigen en inhoudingsplichtigen per 18 november 2022 een beroep doen op artikel 30ia Awr voor nog niet onherroepelijk vaststaande rentebeschikkingen waarin dit artikel formeel nog niet van toepassing is