Op 7 april 2020 oordeelde Hof Arnhem-Leeuwarden dat het plaatsen van zonnepanelen op het dak van een (nieuwbouw)woning niet tot gevolg heeft dat daarmee ook (deels) recht bestaat op aftrek van voorbelasting ter zake van de bouw van die woning. Volgens het hof is de woning niet strikt noodzakelijk voor de exploitatie van zonnepanelen. Dat belanghebbende voor de zonnepanelen aanpassingen heeft laten verrichten qua type en stand, doet hier niet aan af omdat belanghebbende hiervoor geen extra kosten heeft gemaakt.
Belanghebbende in deze zaak heeft op 6 juli 2016 een koop/aannemingsovereenkomst gesloten voor de bouw van een woning. De woning is eind 2017 in gebruik genomen. Op het dak van de woning zijn 12 niet-geïntegreerde zonnepanelen geplaatst. De afmeting van een zonnepaneel is 1,5 m2, zodat in totaal 18 m2 van het dak is bedekt met zonnepanelen. Voor de exploitatie van deze zonnepanelen is belanghebbende aangemerkt als btw-ondernemer.
Aan belanghebbende is voor de bouw van de woning € 45.246 aan voorbelasting in rekening gebracht. De Inspecteur heeft bij uitspraak op bezwaar (enkel) aftrek verleend voor de btw die betrekking heeft op de aanschaf en de montage van de zonnepanelen (€ 904).
De rechtbank heeft eerder geoordeeld (ECLI:NL:RBNNE:2019:1927) dat belanghebbende een aanvullend recht heeft op aftrek van voorbelasting op basis van de verdeling van de nuttige ruimten van de woning (18m2/179m2). De teruggaaf is conform het standpunt van belanghebbende berekend op € 904 + € 4.135 = € 5.039.
Het hof is echter van oordeel dat een rechtstreeks en onmiddellijk verband tussen de levering van energie via de zonnepanelen en de bouw van de woning ontbreekt. Niet aannemelijk is dat de kosten van de bouw van de woning op enigerlei wijze rechtstreeks of als algemene kosten zijn verdisconteerd in de prijs die door belanghebbende van de energiemaatschappij voor de levering van elektriciteit (zijnde de btw-belaste prestatie) wordt ontvangen. Belanghebbende heeft gesteld dat hij extra bouwkosten heeft gemaakt met het oog op de plaatsing van de zonnepanelen, maar dit heeft hij niet aannemelijk gemaakt. Uit de factuur van 26 juli 2017 die de aannemer heeft gestuurd voor het meer- en minderwerk, kan niet worden afgeleid dat belanghebbende specifiek voor de zonnepanelen extra kosten heeft gemaakt.
Op grond van het voorgaande leidt de plaatsing van de zonnepanelen niet tot een recht op aftrek van voorbelasting ter zake van de woning. De Inspecteur heeft volgens het hof de teruggaaf aan belanghebbende dus tot een juist bedrag verleend.
Belanghebbende heeft in deze zaak nog verwezen naar een uitspraak van dit hof van 28 november 2017 (ECLI:NL:GHARL:2017:10387). In die zaak ging het echter om de maatstaf van heffing van de interne dienst, bestaande uit het privégebruik van de zakelijk geëtiketteerde woning. Per 1 januari 2011 is de relevante wetgeving gewijzigd en kan aftrek van voorbelasting voor een onroerende zaak alleen plaatsvinden voor zover deze zaak voor btw-belaste handelingen wordt gebruikt. Een beroep op die uitspraak kan belanghebbende dus ook niet baten.
Bron: ECLI:NL:GHARL:2020:2676
Heeft u vragen over btw, neem dan contact op met Katelijne ten Thije.
Publicatiedatum: 15 april 2020