Centrale leiding

In artikel 2:24.b staan twee criteria waaraan voldaan moet worden wil er sprake zijn van een groep: economische eenheid en organisatorische verbondenheid.
RJ 217.201 stelt dat uit de wetsgeschiedenis is af te leiden dat ook het element centrale leiding essentieel is.
In de praktijk zien wij dat de beoordeling of sprake is van centrale leiding niet altijd eenduidig is vast te stellen.

In een recente uitspraak van de Hoge Raad van 18 februari 2022 (HR:2022:269) geeft de Hoge Raad een nadere invulling van het begrip centrale leiding in een uitspraak over verwevenheid voor het vormen van een fiscale eenheid btw.

Voor ‘een gezamenlijke, althans als eenheid functionerende, leiding’ is niet vereist dat binnen de groep personen de gezamenlijke leiding bij één persoon berust. Een gezamenlijke leiding kan ook bestaan wanneer tussen de betrokken personen zodanig nauwe banden in bestuur en leiding bestaan dat zij tezamen het bestuur en de leiding voeren.

Indien – zoals in de casus het geval is – twee personen in economisch opzicht nauw verweven zijn omdat de economische activiteit van de ene persoon uitsluitend ten behoeve van de andere persoon wordt uitgeoefend (hierna: complementaire activiteit), kan een gezamenlijke leiding als hiervoor bedoeld ook bestaan wanneer tussen die personen zodanig nauwe banden in bestuur en leiding bestaan, dat zij moeten worden geacht tezamen het bestuur en de leiding te voeren met betrekking tot die complementaire activiteit. Dat doet zich in elk geval voor wanneer die personen zich jegens elkaar ertoe hebben verbonden om de strategie en het commerciële en organisatorische beleid ter zake van de complementaire activiteit samen te bepalen. Daaraan hoeft niet in de weg te staan dat een derde daarin medezeggenschap heeft. Bij de beoordeling of een dergelijke gezamenlijke leiding bestaat, moeten alle feiten en omstandigheden van het geval in aanmerking worden genomen.’

Voor centrale leiding vindt de Hoge Raad het niet noodzakelijk dat de leiding in handen is van één persoon. Het is voldoende dat tussen personen die de leiding hebben nauwe banden in bestuur en leiding zijn zodat zij gezamenlijk het bestuur en leiding voeren.

Bovenstaande uitspraak kan behulpzaam zijn bij de bepaling of er sprake is van een groep voor het jaarrekeningrecht.

Publicatiedatum: 13 april 2022