De ‘eigen’ woning: het blijft een moeilijk begrip

Een regeling waar een groot deel van Nederland mee te maken heeft, blijft voor jurisprudentie zorgen. En als er ook nog kinderen na een studie of wegens privéproblemen weer in huis komen wonen, kunnen er onvermoede fiscale gevolgen optreden. Een kort overzicht van enkele recente uitspraken.

Een man wordt in 2011 uitgezonden naar het buitenland. Zijn echtgenote blijft tot 2014 in de echtelijke woning in Nederland wonen. Daarna verhuist zij ook naar het buitenland. In 2017 keert het echtpaar weer terug naar de eigen woning in Nederland. In de tussentijd is een op kamers wonende dochter weer teruggekeerd naar de Nederlandse woning in afwachting van een buitenlandse stage. Ze woont daar van 10 maart 2014 tot 17 mei 2014. Ruim twee maanden dus. En dat blijkt funest te zijn. In geval van uitzending blijft een eigen woning die kwalificatie houden mits deze niet aan derden ter beschikking wordt gesteld. De inspecteur merkt de dochter in dit geval ook aan als een derde omdat zij een zelfstandig leven is gaan leiden toen ze ging studeren. Ze behoort daardoor niet meer tot het huishouden van de tijdelijk buiten Nederland werkende ouders. En fiscaal is dus sprake van terbeschikkingstelling aan een derde, ook al is het je eigen kind. Dat de dochter geen eigen inkomen had en door haar ouders werd onderhouden, en regelmatig bij hen verbleef, maakt dit niet anders. De Hoge Raad stelde de inspecteur in het gelijk. De woning moet worden aangegeven in box 3 en de hypotheekrente is niet meer als zodanig aftrekbaar.

Een soortelijke casus is de volgende.
Een 32-jarige zoon gaat in 2008 vanwege zijn slecht lopend bedrijf en een verbroken relatie weer bij zijn ouders wonen. Hij betrekt de ruimte boven de garage met een oppervlakte van 55 m2 en betaalt huur. In 2010 komen ook zijn echtgenote en zoon daar wonen. De inspecteur komt hier achter nadat de zoon een deel van de woonlasten in aftrek op de winst uit onderneming wilde brengen. De inspecteur stelt vervolgens dat bij de ouders voor dit deel niet langer sprake is van een eigen woning. Het verhuurde deel staat namelijk niet meer “anders dan tijdelijk als hoofverblijf ter beschikking”. Nu duidelijk was dat de zoon al jaren niet meer tot de huishouding behoorde, is als gevolg van de verhuur geen sprake meer van een volledige eigen woning voor de ouders. Het verhuurde deel hoort dan ook in box 3 thuis inclusief het daarbij behorende deel van de hypotheekrente.

Ten slotte oordeelde Hof Den Haag dat bij verhuur van een gedeelte van de woning aan achtereenvolgens vier verschillende huurders de kamerverhuurvrijstelling van toepassing kon zijn, ook al hadden de huurders zich niet ingeschreven op dat GBA-adres. De Hoge Raad maakt korte metten met dit oordeel: de inschrijving heeft geen bewijsfunctie maar is een voorwaarde voor toepassing van de vrijstelling. Van de huurinkomsten is 70% belast.

Een goede ouder zijn kan dus tot vervelende gevolgen leiden voor de eigenwoningregeling. Heb je vragen over deze absoluut lastige materie, neem dan contact op met een van onze adviseurs (055-3559979).