De Hoge Raad vandaag: box 3 heffing is nog steeds discriminerend.
“Neemt de Wet rechtsherstel box 3, ook wel Herstelwet genoemd, de verdragsinbreuk weg die in de box 3-uitspraak van de Hoge Raad van 24 december 2021 is geconstateerd? De Hoge Raad oordeelt van niet. De voor de Nederlandse inkomstenbelastingheffing in box 3 toepasselijke wetgeving schendt nog steeds het verdragsrechtelijke discriminatieverbod en het eigendomsgrondrecht in de gevallen waarin het forfaitaire rendement hoger is dan het werkelijke rendement. In een aantal uitspraken van vandaag geeft de Hoge Raad nadere regels voor de berekening van dat werkelijke rendement en voor het rechtsherstel dat moet worden geboden in gevallen waarin het verdragsrecht is geschonden.”
De Herstelwet geldt vanaf 28 december 2022 met een terugwerkende kracht vanaf 1 januari 2017. Aanleiding: het baanbrekende kerstarrest van de Hoge Raad van 24 december 2021. Daarin oordeelde de Hoge Raad dat de regeling van artikel 5.2 zoals die in 2017 luidde (met diverse ficties en forfaits) in strijd is met het EVRM. Alleen het werkelijk rendement mag in box 3 worden belast. De Herstelwet beoogt rechtsherstel te bieden aan belastingplichtigen die hierdoor zijn benadeeld. Deze Herstelwet geldt voor:
- aanslagen inkomstenbelasting of premie volksverzekeringen over de kalenderjaren 2017, 2018, 2019 of 2020 die op 24 december 2021 nog niet onherroepelijk vaststonden of nog niet waren vastgesteld; en
- aanslagen inkomstenbelasting of premie volksverzekeringen over de kalenderjaren 2021 of 2022.
De Herstelwet hanteert drie categorieën en per categorie afzonderlijke forfaitaire percentages. In de Overbruggingswet (geldend vanaf 1 januari 2023) zijn dezelfde uitgangspunten en principes ook van toepassing.
De arresten van de Hoge Raad van 6 juni 2024 hebben dus impact op de jaren 2017 tot en met 2026!
In het kort het oordeel van de Hoge Raad:
- het forfaitaire rendement voor banktegoeden benadert in de regel het werkelijke rendement
- het forfaitaire rendement voor overige beleggingen is discriminerend (en leidt tot een ongelijke behandeling binnen deze groep van belastingplichtigen al naar gelang zij meer of minder succesvol zijn met hun beleggingen) en daarmee is de Herstelwet in strijd met het discriminatieverbod in combinatie met de bescherming van het eigendomsrecht in gevallen waarin het forfaitaire rendement hoger is dan het werkelijke rendement.
In de arresten van 6 juni 2024 geeft de Hoge Raad regels voor de berekening van het werkelijke rendement:
- bij de vaststelling van het werkelijke rendement dient het gehele vermogen (dus met inbegrip van banktegoeden) te worden betrokken
- er wordt geen rekening gehouden met het heffingvrije vermogen
- het gaat om het nominale rendement zonder rekening te houden met inflatie
- er wordt geen rekening gehouden met een positief of negatief rendement in andere jaren
- het werkelijke rendement bevat ook ongerealiseerde waardemutaties
- er wordt geen rekening gehouden met kosten (maar wel met rente van schulden die tot het vermogen in box 3 behoren)
Bovenstaande uitgangspunten zijn vrijwel gelijk (met uitzondering van punt 6) van het advies van A-G Pauwels (ECLI:NL:PHR:2024:1).
Rechtsherstel
In de gevallen dat het aldus berekende forfaitaire rendement hoger is dan het werkelijke rendement moet rechtsherstel worden verleend, aldus de Hoge Raad. Het rechtsherstel houdt in dat de belastingaanslag zo ver moet worden verminderd, dat alleen nog in box 3 wordt geheven over het werkelijke rendement. Als dit leidt tot een vermindering van de aanslag hoeft de Belastingdienst geen rente te vergoeden. Een uitzondering (wel rente te vergoeden) is van toepassing voor gevallen waarin het bedrag van de wettelijke rente meer is dan het bedrag van de belastingvermindering in box 3.
Bewijslast: het is aan de belastingplichtige om aan te tonen dat zijn werkelijke rendement lager is dan het forfaitaire rendement.
Tot zover in het kort het oordeel van de Hoge Raad.
En nu?
De Belastingdienst staat al ‘klaar’ met een digitaal invulformulier ter bepaling van het (lagere) werkelijke rendement. Daarmee wordt het mogelijk om het werkelijke rendement te uniformeren en geautomatiseerd op te geven en te registreren (Kamerbrief over toekomstig stelsel box 3 en voorbereidingen arrest Hoge Raad 15-04-2024, 2024-0000229730). Dit formulier zal conform de regels voor de berekening van het werkelijke rendement van de Hoge Raad moeten worden aangepast en worden geïmplementeerd.
Publicatiedatum: 6 juni 2024