Die indruk kan bij jouw cliënt al snel ontstaan. Online is het bij een bank (of soms nog bij een verzekeraar), maar meestal via een vergelijkingssite, snel geregeld. “Dat kan ik zelf wel, daar heb ik mijn accountant/adviseur niet voor nodig. Hij is toch al zo druk.”
Onlangs kreeg ik een casus voorgelegd waarbij de cliënt (van bijna 70) twee jaar geleden voor een lijfrentekapitaal van € 300.000 bij een bank een tijdelijke oudedagslijfrente had bedongen van € 21.000 per jaar gedurende 14 jaar. So far, so good?
Dit jaar kwam er nog eens € 100.000 aan lijfrentekapitaal vrij en voor dat bedrag koos de cliënt bij een andere bank voor een tijdelijke oudedagslijfrente van € 20.000 per jaar gedurende 5 jaar.
Vanuit de gedachtegang van de cliënt gezien, een logische keuze. Nu is hij nog gezond om leuke dingen te doen. Maar fiscaal is er de voorwaarde dat “het gezamenlijke bedrag aan termijnen van die lijfrenten (uit tijdelijke oudedagslijfrenten) …….. niet meer beloopt dan € 22.443 per jaar (voor 2021)”.
En dan heeft de cliënt wel een probleem. De uitkering is hier € 41.000 per jaar! En dat betekent € 100.000 volledig belast in Box 1 en 20% revisierente = € 20.000 (!). Daar had de cliënt ook een mooie cruise van kunnen boeken …..
Eigenlijk ging het twee jaar eerder al mis. Bij het bedingen van de lijfrente uit die € 300.000 lijfrentekapitaal had het andere potje van € 100.000 al meegenomen moeten worden in de keuzes over de duur en hoogte van de uitkering. Nu kon er voor die € 100.000 alleen nog een ‘levenslange’ oudedagslijfrente worden bedongen, wat voor de bancaire lijfrente een duur van 20 jaar betekent, zo’n € 5.000 per jaar.
Als de cliënt in het voorbeeld die € 100.000 lijfrentekapitaal niet extern had ondergebracht maar in een bv, omdat hij zo’n 25 jaar geleden zijn eenmanszaak had omgezet in een bv, is de ‘schade’ nog veel groter. Er moet dan echt een levenslange uitkering van de bv worden bedongen, maar belangrijker nog: door de verplichte fiscale waarderingsregels ontstaat er door de omzetting van lijfrentekapitaal in een uitkering een forse vpb-claim!
Ik ga jullie hier niet vermoeien met een overzicht van de verschillende lijfrenteregimes die van toepassing kunnen zijn, maar het is wel van belang dat dit voor de cliënt in beeld wordt gebracht. Als in het voorbeeld die € 300.000 lijfrentekapitaal oorspronkelijk afkomstig was van een zogenoemd “oud regime”-lijfrentepolis bij een verzekeraar, en niet was overgeboekt naar de bank, maar door dezelfde of een andere verzekeraar wordt uitgekeerd, dan had die cruise gewoon geboekt kunnen worden.
Die oud-regimepolissen kennen vaak nog een einddatum op 60 of 65 jaar. Aangezien cliënten op dat moment vaak nog geen behoefte hebben aan een uitkering, wordt het lijfrentekapitaal tijdelijk gestald. De praktijk leert dat dit vaak bij een bankinstelling is waarbij de cliënt zich niet altijd realiseert dat daarmee het voordeliger oude regime voor het lijfrentekapitaal verloren gaat!
Ja, ik weet dat banksparen in veel gevallen een (iets) hoger rendement oplevert en veel cliënten de voorkeur geven aan een ‘simpele’ spaarrekening boven een ingewikkeld levensverzekeringsproduct, maar cliënt ontneemt zich daarmee wel de mogelijkheid om zijn inkomen na (vervroegde) pensionering zoveel mogelijk naar zijn wensen in te kunnen richten.
Ook de oudedagsverplichting (ODV) kent een link met het lijfrenteregime. De ODV mag, eventueel in delen, afgestort worden naar een lijfrentebankspaar- of lijfrenteverzekerings-product. De ODV moet verplicht vanaf de AOW-leeftijd in 20 jaar uitgekeerd worden. Even afgezien van de jaarlijkse oprenting, blijft de uitkering in die 20 jaar gelijk. Het is niet mogelijk om bijvoorbeeld in de eerste 5 jaar een hogere uitkering te genieten. Door (een deel van) de ODV af te storten naar een lijfrentebankspaar- of lijfrenteverzekeringsproduct voor een tijdelijke oudedagsrente bestaat die mogelijkheid wel. Daarnaast kan de ingangsdatum van een lijfrente uitgesteld worden tot – kort gezegd – 5 jaar na de AOW-leeftijd. Zoals hiervoor al is vermeld, is dat bij de ODV niet mogelijk.
Breng daarom samen met jouw cliënt in kaart welke oudedagspotjes hij allemaal heeft opgebouwd (extern en bij de eigen bv) en welk regimes daarop van toepassing zijn. Dat voorkomt calamiteiten zoals het geval was in het voorbeeld hiervoor, en biedt voor de toekomst wellicht ook extra adviesmogelijkheden.
Er is namelijk twijfel of de tijdelijke oudedagslijfrente ook in de toekomst nog zal bestaan. In het Wetsvoorstel Toekomst Pensioenen wordt voorgesteld om de tweede en de derde pijler fiscaal op dezelfde wijze te behandelen. Dat zou betekenen dat zowel pensioen als lijfrente alleen nog levenslang (voor de bancaire variant minimaal 20 jaar) uit mogen keren. Dit houdt volgens demissionair minister Koolmees van SZW in dat er geen ruimte meer zou bestaan voor de tijdelijke lijfrente.
Volgens het consumentenprogramma Radar zou de soep niet zo heet worden gegeten als wordt opgediend. Maar mocht het plan onverhoopt toch doorgaan dan komt er voor opgebouwd lijfrentekapitaal een overgangsregime. In dat geval moet de ODV nog voor 2023 (geheel of gedeeltelijk) afgestort worden naar een lijfrentebankspaar- of lijfrenteverzekeringsproduct!
Mocht je vragen hebben, neem dan contact op met Rob Lendering (via r.lendering@fullfinance.nl of 055 355 99 79).