De werkzame personen voor de TVL

Het aantal werkzame personen is een van de criteria voor de vaststelling van de grootte van een onderneming. In artikel 5 van de bijlage bij de “Gebruikersgids bij de definitie van kleine en middelgrote ondernemingen” staat hoe je deze moet bepalen. Hierbij zijn er afwijkingen met de wijze waarop wij deze onder BW2 titel 9 en de RJ bepalen.

Werkzame personen

De werkzame personen bestaan volgens artikel 5 uit:

  1. de loontrekkenden;
  2. de personen die voor deze onderneming werken, er een ondergeschikte verhouding mee hebben en voor het nationale recht met loontrekkenden gelijkgesteld zijn;
  3. de eigenaren-bedrijfsleiders;
  4. de vennoten die geregeld een activiteit in de onderneming uitoefenen en van de onderneming financiële voordelen genieten

Onder 1. vallen alle medewerkers met wie in de zin van het BW (7:610) een  arbeidsovereenkomst is aangegaan (dit sluit aan bij de definitie van RJ 315).

Onder 2. worden de medewerkers aangeduid die bijvoorbeeld ingehuurd worden als zzp’er of ingehuurd via een uitzendbureau. In Nederland worden zij niet meegenomen in de bepaling van het aantal werknemers en deze kun je dus buiten beschouwing laten.

Onder 3. worden dan eigenaren en bedrijfsleiders genoemd met wie geen arbeidsovereenkomst is afgesloten. Dit kan (een) extra werknemer(s) opleveren bij de bepaling van de werkzame personen.

Onder 4. worden de vennoten bedoeld die geen arbeidsovereenkomst hebben. Normaal gesproken nemen wij ze niet mee bij de bepaling van het aantal werknemers. Voor de TVL tellen deze dus wel mee.

Daarnaast kent de verordening ook de volgende correcties die wij niet kennen:

  • Leerlingen of studenten die een beroepsopleiding volgen en een leer- of beroepsopleidingsovereenkomst hebben worden niet meegenomen.
  • Werknemers met zwangerschaps- of ouderschapsverlof worden gedurende de duur van het verlof niet meegenomen. Dit zal in de praktijk niet zo eenvoudig te bepalen zijn.

FTE en AJE

In artikel 5 staat ook dat het aantal werkzame personen uitgedrukt wordt in arbeidsjareneenheden (AJE). Iemand die 2000 uur of meer werkt is 1 AJE. Wij rekenen in Nederland normaliter met fulltime-equivalent (FTE) waarbij 1 fte staat voor iemand die 40 uur per week werkt. Bij een werkweek van afgerond 38,5 of meer kom je boven de 2.000 uit.

De website van RVO geeft de volgende definitie voor arbeidsjareneenheden:

De berekening van de personeelsbezetting gaat op basis van arbeidsjareneenheden (AJE’s). Een werknemer die het hele jaar voltijd in dienst is geweest, telt als één AJE. Deeltijdwerknemers of werknemers die niet het volledige jaar in dienst zijn, tellen naar rato mee als fractie van een AJE.

Wij leiden hieruit af dat we de FTE’s kunnen gebruiken voor de bepaling van de arbeidsjareneenheden.