Een eenmalige uitkering bij overlijden is tot maximaal driemaal het loon over een maand vrijgesteld[1]. De vrijstelling geldt als sprake is van het overlijden van de werknemer, degene die in het (voorafgaande) kalenderjaar de fiscale partner is van de werknemer en de eigen kinderen of pleegkinderen van de werknemer.
In een kennisgroepstandpunt[2] is bepaald dat bovenstaande vrijstelling ook geldt voor de dga die pensioen geniet van zijn eigen pensioen-bv. De dga die tot het moment van overlijden pensioen geniet uit zijn bv is werknemer voor de loonheffingen, omdat er sprake is van loon uit vroegere dienstbetrekking. Dit lijkt ook logisch omdat in artikel 2 van de Wet LB onder werknemer ook degene wordt verstaan die van een inhoudingsplichtige loon geniet uit een vroegere dienstbetrekking. Door de Kennisgroep wordt verwezen naar de wetshistorie waarin is bepaald dat de vrijstellingen van art. 11 van de Wet LB ook van toepassing zijn voor loon uit vroegere dienstbetrekking. Op basis van de duidelijke wettekst zou hierover volgens mij geen kennisgroepstandpunt nodig hoeven zijn…
Sterker nog: aan het eind van het kennisgroepstandpunt wordt gemeld dat een eerder standpunt (KG:204:2023:3) is ingetrokken. In dat eerdere besluit werd gemeld dat bepalend is of er op het moment van overlijden sprake is van een dienstbetrekking. “Als er op het moment van overlijden geen sprake meer is van een dienstbetrekking (bijvoorbeeld vanwege ontslag of pensionering), dan kan de vrijstelling niet worden toegepast. Er is dan immers geen werknemer die overlijdt, maar een ex-werknemer”.
Voortschrijdend inzicht zullen we maar aannemen.
Schadevergoeding in verband met een ongeval
Met enige regelmaat komen er vragen binnen over letselschadevergoedingen. Dus maar gelijk even schakelen naar de schadevergoeding in verband met een ongeval.
Stel je voor: X is in dienst bij een publieke veiligheidsregio, die hem als vrijwilliger aanstelt bij een gemeentelijke brandweer. Bij bluswerkzaamheden krijgt X een ongeluk waaraan hij blijvend letsel overhoudt. Zijn werkgever ontvangt uit een CAO-verplichte ongevallenverzekering een letselschadevergoeding van ruim € 30.000 en keert deze onder inhouding van loonheffing uit aan X. Vraag: is er terecht loonheffing ingehouden?
Volgens het Hof-Arnhem is dat terecht. X ontleent het recht op de vergoeding aan een ‘rechtspositionele regeling’ zodat de uitkering tot zijn loon behoort. Aldus het Hof dat zich baseert op het arrest uit 1983 dat bekend staat als het smeerkuil-arrest[3]. Een vergoeding voor immateriële schade en verlies aan arbeidskracht is onbelast en vinden niet ‘zozeer hun grond in de dienstbetrekking’, behoudens bijzondere omstandigheden. Een bijzondere omstandigheid (en dus een belaste vergoeding) is als de afspraak is opgenomen in een arbeidsovereenkomst of een andere rechtspositionele regeling (bijvoorbeeld een CAO); in die situaties vloeit de vergoeding voort uit de dienstbetrekking voort en is het een belaste uitkering.
Volgens de Hoge Raad[4] is er in onderhavige situatie toch geen sprake van belastbaar loon. Ook al zijn er bepaalde afspraken tussen werkgever en werknemer gemaakt dan betekent dat nog niet dat sprake is van een belaste vergoeding. Dat is alleen het geval als de werkgever “aan zijn erkenning van aansprakelijkheid een hogere vergoeding verbindt dan rechtstreeks uit die aansprakelijkheid voortvloeit”.
Oftewel: dit is nieuwe jurisprudentie en vaker dan voorheen zal een letselschade uitkering geen belastbaar loon vormen.
Vergoeding van immateriële schade
Dan denk je het te snappen en dan volgt er een recente publicatie van een Hofuitspraak[5] over een vergoeding van immateriële schade veroorzaakt door het beëindigen van het dienstverband. Vindt deze dan wel of niet ‘zozeer zijn grond in de dienstbetrekking’?
Een medewerkster van een gemeente wordt in 2011 ontslagen wegens verstoorde (arbeids)verhoudingen. De medewerkster is het daar niet mee eens. Eind 2019 sluiten partijen een vaststellingsovereenkomst (vso) waar een vergoeding voor ziektekosten (€ 3.462) en loonderving (€ 20.000) onderdeel van zijn. Zijn deze vergoedingen aan te merken als belastbaar loon?
Het Hof besluit dat de vergoeding voor ziektekosten[6] geen en de vergoeding voor loonderving wel belastbaar loon is.
Overwegingen voor de belaste vergoeding voor loonderving:
- De vso is afgesloten ter beëindiging van de dienstbetrekking en het geschil over de aansprakelijkheid (en ligt dus genuanceerder dan in het smeerkuilarrest en het arrest van de Hoge Raad van 25 maart 2022 waar de aansprakelijkheid van de werkgever evident aanwezig was);
- In de bewoording ‘loonderving’ ligt besloten dat het gaat om een compensatie van het als gevolg van arbeidsongeschiktheid gederfde loon; bovendien is in de vso deze vergoeding (in tegenstelling tot bijvoorbeeld de vergoeding van advocaatkosten) als een bruto vergoeding opgenomen, en
- De werkneemster maakt niet aannemelijk dat de vergoeding beoogt compensatie te bieden voor verlies aan arbeidskracht of ter vergoeding van de immateriële schade of tot betering van eer en goede naam (zij had ook een afzonderlijke smartengeldvergoeding ontvangen).
Met andere woorden: volgens het Hof vindt de vergoeding voor loonderving ‘zozeer haar grond in de dienstbetrekking’ dat zij als daaruit genoten moet worden aangemerkt.
Voor meer informatie: mr. Sandra Twigt RB (s.twigt@fullfinance.nl of bel 055-355 99 79).
[1] Art. 11, eerste lid, onderdeel m, van de Wet op de loonbelasting 1964
[2] KG:204:2023:3 d.d. 19 december 2023
[3] HR 29 juni 1983, nr. 21 435, BNB 1984/2; een werknemer van een carrosserie- en automobielbedrijf is in de werkkuil aan het werk en loopt brandwonden op als in de werkkuil een explosie plaatsvindt. Het ongeval is te wijten aan de schuld van de werkgever (een defect aan de verlichtingsinstallatie is de oorzaak) en werkgever is volledig aansprakelijk.
[4] HR 25 maart 2022, nr. 21/01143, ECLI:NL:HR:2022:444, BNB 2022/81
[5] Hof Arnhem-Leeuwarden 11 juli 2023, ECLI:NL:GHARL:2023:5909, VN 2023/57.5
[6] De vergoeding van de daadwerkelijke ziektekosten ter grootte van € 3.462 is geen loon; het verschil tussen de brutering van de netto-uitkering tot € 6.100 en € 3.462 is wel loon.