Geen geruisloze inbreng bij direct aangaan van een samenwerkingsverband met de eigen bv

Regelmatig krijgen wij vragen of het mogelijk is om als privépersoon een samenwerkingsverband met de eigen bv aan te gaan. De achterliggende reden is vaak dat men bepaalde zaken wil inbrengen in een bv om de aansprakelijkheid te verkleinen, maar toch de fiscale voordelen van het ondernemerschap wil behouden.

Als sprake is van een al langer bestaande bv, is er jurisprudentie waaruit blijkt dat dit mogelijk is. Meestal brengt de bv dan de onderneming in (al dan niet met voorbehoud stille reserves) en de ondernemer/dga kennis, arbeid en vlijt. De bv krijgt een vergoeding voor de ingebrachte onderneming en de ondernemer/dga voor de geleverde arbeid, maar dan wel als ondernemer in de inkomstenbelasting. De restantwinst wordt verdeeld conform de afspraken daaromtrent, die uiteraard wel zakelijk moeten zijn.

Soms krijgen we ook de vraag of het mogelijk is om dit meteen bij oprichting van een bv zo vorm te geven. En dan wordt het lastiger! In 2003 heeft de Hoge Raad een arrest gewezen over de geruisloze inbreng van een tweetal kapsalons in een bv die vrij kort daarna (3 maanden!) een commanditaire vennootschap aanging met twee derden waarbij de bv commanditair vennoot werd. De panden bleven in de bv achter. Dit was toegestaan aldus de Hoge Raad, omdat de bv een onderneming was blijven drijven door de gerechtigdheid tot het liquidatiesaldo. In de literatuur is hierover opgemerkt dat het aangaan van een samenwerkingsverband met een derde niet tot gevolg heeft dat de geruisloze inbreng niet is toegestaan. Echter, als een dergelijk samenwerkingsverband met de inbrengers wordt aangegaan kan van een geruisloze overgang waarschijnlijk geen sprake zijn indien de inbrenger ook na de totstandkoming van de bv winst uit die onderneming blijft genieten (waarbij wordt verwezen naar ander een arrest uit 2003).

Dit laatste was ook aan de orde in een casus waarbij in 2010 twee agrariërs hun boerderij in Nederland verkochten en emigreerden naar Canada. Daar startten zij in september 2010 een nieuwe onderneming die met terugwerkende kracht tot 1 januari 2010 werd ingebracht in een bv. Die bv ging per 1 oktober 2010 een samenwerkingsverband aan met de oprichters. De winstverdeling was 25/25/50%. De identiteit van de onderneming was niet wezenlijk veranderd door de emigratie naar Canada. Maar omdat de inbrengers uit diezelfde onderneming winst zijn blijven genieten, is geen plaats voor toepassing van de faciliteit van de geruisloze inbreng.

Daarmee valt het doek voor het direct na een geruisloze inbreng aangaan van een samenwerkingsverband met de eigen net opgerichte bvs.

Voor meer informatie hierover, neem contact op met drs. Bert Driessen, b.driessen@fullfinance.nl of 055-3559979.

Bron: Hoge Raad, 10 april 2020, nr. 18/02421

Publicatiedatum: 15 april 2020