Geen toegang meer tot het UBO-register, en nu?

Op 22 november 2022 heeft het Hof van Justitie van de Europese Unie (HvJ-EU) uitspraak gedaan in een prejudiciële zaak over het Luxemburgse UBO-register. Op de dag van de uitspraak heeft de Minister van Financiën (MinFin) de Tweede Kamer geïnformeerd over de uitspraak en het feit dat er tijdelijk geen informatieverstrekkingen uit het Nederlandse UBO-register meer verzorgd worden in afwachting van een zorgvuldige analyse van deze uitspraak. In een brief van 20 januari 2023 informeert MinFin de Tweede Kamer over de uitkomsten van deze zorgvuldige analyse en de praktische gevolgen van de uitspraak voor het Nederlandse rechtssysteem. Deze brief bevat o.a. een aantal nuttige handvaten voor de uitvoeringspraktijk op het gebied van de Wwft voor Wwft-instellingen (waaronder dus ook accountantskantoren). In dit artikel behandelen wij in het kort deze handvatten voor de uitvoeringspraktijk.

Inschrijving UBO’s in het UBO-register

De uitspraak van het HvJ-EU van 22 november jl. heeft geen invloed op de plicht voor juridische entiteiten om UBO’s te registreren en deze blijft dan ook onverkort van kracht.

Handhaving op inschrijving UBO’s in het UBO-register

Handhaving bestaat uit een deel risicogebaseerde handhaving en een deel steekproefsgewijze handhaving. Echter, de steekproefsgewijze handhaving was hangende de uitspraak van het HvJ-EU opgeschort conform de motie Heinen en Van Dijk (Tweede Kamer, 5 april 2022). Door middel van deze motie is namelijk bepaald dat voor de inschrijving van de UBO’s in het UBO-register er geen boetes of taakstraffen worden opgelegd én handhaving alleen risicogebaseerd plaats zal vinden gericht op significante risico’s voor witwassen of andere strafbare activiteiten.

In geval van handhaving zal altijd, ongeacht of er sprake is van risicogebaseerde of steekproefsgewijze handhaving, eerst een brief worden verzonden, waarbij de entiteit alsnog in de gelegenheid wordt gesteld de UBO-registratie te doen.

De verplichting tot het raadplegen van het UBO-register

Ten aanzien van de verplichting tot het raadplegen van het UBO-register, zal de regeling uit de Kamerbrief van 14 april 2022 gelden totdat de aansluiting van de betreffende Wwft-instelling op het UBO-register is hersteld.

In deze regeling is opgenomen dat in het geval een juridische entiteit de opgave heeft gedaan, maar deze nog niet is verwerkt, de meldingsplichtige instelling kan volstaan met de vaststelling dat de opgave is gedaan, met de uitleg van de cliënt welke UBO-gegevens en onderliggende documentatie daarbij zijn opgegeven. Dat de opgave is gedaan kan vastgesteld worden aan de hand van de bevestigingsmail van de KvK. Daarbij dient de cliënt de meldingsplichtige instelling te informeren zodra de registratie is voltooid. De meldingsplichtige instelling blijft uiteraard altijd – ongeacht of een juridische entiteit wel of niet (tijdig) aan de registratieplicht heeft voldaan – verantwoordelijk voor het cliëntenonderzoek, waaronder het adequaat vaststellen van de UBO’s.

Wwft-instellingen worden geïnformeerd wanneer zij wederom toegang hebben.

De verplichting tot het melden van discrepanties (de terugmeldplicht)

Ten aanzien van de terugmeldplicht geldt dat Wwft-instellingen enkel verplicht zijn geconstateerde discrepanties te melden. Indien zij het UBO-register niet kunnen raadplegen, en derhalve ook geen discrepanties kunnen constateren, kunnen en hoeven zij geen terugmeldingen te verrichten zolang zij geen toegang hebben tot UBO-informatie in het register.

Henk Mentink

Publicatiedatum 19 april 2023