Geen idee hoe het jullie vergaat, maar ik zie op televisie in de eerste weken van een nieuw jaar vooral de sterreclames voor de sportschool, weight-watchers en de nicotinepleisters. Gelukkig heb ik die pleisters niet nodig en neem ik me voor – vooral als thuiswerker in coronatijd – wat meer te bewegen. Maar even alle gekheid op een stokje. Goede voornemens zijn er natuurlijk niet voor niets al is het mijns inziens niet nodig dat die moeten samenvallen met de start van een nieuw jaar.
Voor al jullie klanten beginnen jullie straks aan een nieuwe ronde. De jaarrekeningen over 2020 staan er aan te komen en natuurlijk de bijbehorende aangiften voor de vennootschapsbelasting en inkomstenbelasting.
Ik zie jullie denken: waar wil ze nu naartoe met deze bijdrage in de nieuwsbrief? Nou ik wil het met jullie hebben over de zorgplicht voor jullie klanten en tevens laten zien waar jullie voor klanten iets extra’s kunnen betekenen.
Veel van de klanten zijn getrouwd en veel van jullie klanten hebben bij de uitfasering van het pensioen in eigen beheer gekozen om dat om te zetten in een oudedagsverplichting (ODV).
Graag neem ik jullie dan mee in de daarop betrekking hebbende aspecten die in een tweetal handreikingen van de Belastingdienst [1] staan beschreven. Wat zijn namelijk de fiscale gevolgen als een ODV-gerechtigde of zijn/haar partner overlijdt? En hoe dat uitpakt in situatie dat er geen testament is opgemaakt en als er wel een testament is opgemaakt.
Even de bron: in art. 38p van de Wet LB staat in het tweede lid dat vereist is dat ‘termijnen worden uitgekeerd aan zijn erfgenamen voorzover dat natuurlijke personen zijn’.
Wordt aan alle eisen voldaan, dan is er sprake van een zuivere ODV-aanspraak die op grond van art. 32, derde lid Sw is vrijgesteld van erfbelasting (wel vindt pensioenimputatie plaats die de langstlevende vrijstelling verlaagt). Bij een onzuivere ODV is de waarde van de aanspraak belast in de loonheffing, is revisierente verschuldigd en bestaat er geen vrijstelling voor de erfbelasting.
Als er geen testament is opgemaakt is, bepaalt boek 4 van het BW wie de erfgenamen zijn. Als een ODV-gerechtigde een langstlevende partner en een of meer kinderen nalaat is de wettelijke verdeling [2] van toepassing. Langstlevende partner en kinderen zijn dan naar rato erfgenaam, maar de nalatenschap wordt van rechtswege aan de langstlevende partner toebedeeld. Dit is/blijft dan een zuivere ODV.
Hetzelfde is van toepassing op testamentvormen die aansluiten bij de wettelijke verdeling als basis (quasi-wettelijke verdeling) mits in het testament wel een verdelingsbevoegdheid is opgenomen (op grond waarvan de ODV toekomt aan de beoogde begunstigde en deze ook erfgenaam is).
Testamenten van voor 2003 met daarin de ouderlijke boedelverdeling [3] gaan goed en hetzelfde geldt voor de voorwaardelijke (partiële) ouderlijke boedelverdeling.
Het is evenwel oppassen geblazen bij testamentvormen waarbij de wettelijke verdeling niet van toepassing is verklaard. Denk bijvoorbeeld aan een testament waarbij partner en kinderen voor gelijke delen als erfgenaam zijn benoemd. Zij krijgen dan allen een pro-rata aandeel in de nalatenschap en daarmee ook in de ODV-aanspraak/termijnen. Als een andere verdeling gewenst is (ik neem aan dat de langstlevende partner rekent op deze oudedagsvoorziening) dan moet in het testament dat expliciet worden geregeld (via een verdelingsbevoegdheid of legaat). Een andersluidende afspraak in een overeenkomst leidt volgens de Belastingdienst tot een onzuivere aanspraak met alle gevolgen van dien.
Ook een vruchtgebruiktestament kan tot een onzuivere aanspraak leiden. Bijvoorbeeld in het geval dat de kinderen de erfgenamen zijn (bloot-eigenaren) en de langstlevende partner de vruchtgebruiker (maar geen erfgenaam) is. Of denk aan een testament waarbij kinderen erfgenaam zijn en de ODV-aanspraak aan een derde (bijvoorbeeld de samenwonende partner) is gelegateerd.
Nog even inzoomen op het huwelijksgoederenrecht
Het is duidelijk wat er gebeurt als de ODV-gerechtigde overlijdt. Maar wat als de partner van de ODV-gerechtigde komt te overlijden? De handreiking van de Belastingdienst werkt deze situatie uit.
In dat geval moet gekeken worden hoe zij waren getrouwd en of de ODV-aanspraak in de gemeenschap van goederen valt (of via bijvoorbeeld een finaal verrekenbeding alsnog in een ‘gemeenschap van goederen’ terechtkomt).
Als een ODV-aanspraak in de huwelijksgemeenschap valt, dan wordt die gemeenschap ontbonden op het moment van overlijden. De onverdeelde helft van de ODV-aanspraak maakt deel uit van de opengevallen nalatenschap. Omdat een ODV niet kan worden toegedeeld aan een ander dan de dga, dient de waarde van de helft van de ODV verrekend te worden. Het is deze verrekenvordering die vervolgens vererft. Omdat er een verrekenvordering vererft (en dus geen rechtstreekse ODV-aanspraak) geldt er geen vrijstelling voor de erfbelasting.
Van een klant met een ODV moet je dus altijd weten wie er ‘rekent’ op de begunstiging bij overlijden van de ODV-gerechtigde, of deze een testament heeft opgemaakt (en wat daarin geregeld is) en dat je weet hoe hij/zij is getrouwd.
Ik hoop dat ik met deze bijdrage voldoende reclame heb gemaakt en jullie in elk geval één goed voornemen heb kunnen meegeven.
Voor meer informatie: s.twigt@fullfinance.nl of bel 055-3559979.
[2] art. 4:13 BW
[3] De ouderlijke boedelverdeling heeft model gestaan voor de per 1 januari 2003 ingevoerde wettelijke verdeling van art. 4:13 BW