In de praktijk merk ik dat veel ondernemers zich ergeren aan het verzuimboetebeleid van de belastingdienst. Verzuimboetes hebben tot doel om ondernemers aan te sporen aan hun fiscale verplichtingen te voldoen. Voor het opleggen van een verzuimboete is geen opzet of grove schuld vereist. Bij afwezigheid van alle schuld of in geval van een “pleitbaar standpunt” wordt geen boete opgelegd.
Bij verzuimboetes in het kader van de heffing van btw wordt onderscheid gemaakt tussen verzuimboetes met betrekking tot:
- het (niet tijdig) doen van aangifte en betaling van volgens de aangifte verschuldigde btw,
- het niet tijdig betalen van btw door een te lage aangifte,
- het niet (juist) doen van Opgaaf ICP,
- het niet voldoen aan bepaalde bijkomende administratieve verplichtingen (zoals het niet (tijdig) uitreiken van correcte facturen).
Recentelijk is een brief van staatssecretaris Van Rij verschenen waarin hij de Tweede Kamer informeert over het verzuimboetebeleid van de belastingdienst. Aanleiding voor deze brief is een vraag van een Kamerlid in 2019 geweest waarbij dit Kamerlid heeft aangegeven dat er signalen zijn dat ondernemers het niet redelijk vinden dat een verzuim met betrekking tot het tijdig indienen van een aangifte of betalen van een belastingschuld automatisch en zonder voorafgaande waarschuwing kan worden beboet. Ook vinden ondernemers dat de hoogte van een verzuimboete niet altijd in redelijke verhouding staat tot de aard en ernst van het verzuim. Uit deze geluiden kan worden afgeleid dat in de perceptie van belastingplichtigen te weinig rekening wordt gehouden met de menselijke maat.
De staatssecretaris gaat in de brief in op de functie en het doel van de verzuimboete voor zowel aanslag- als aangiftebelastingen. Hij verwijst in zijn brief ook naar het feit dat een verzuimboete kán worden opgelegd tot een wettelijk maximum. De inspecteur heeft echter een zogenoemde discretionaire bevoegdheid waarmee een bepaalde mate van vrijheid aan de inspecteur wordt toegekend. In die zin vindt de staatssecretaris de verzuimboetewetgeving dus niet (te) strikt.
De staatssecretaris geeft in de brief verder uitvoerig aan op welke manier de overheid op een zorgvuldige wijze een goede balans probeert te vinden tussen het algemeen belang enerzijds en het individuele belang anderzijds. De belastingplichtige kan er in de bezwaarfase op een laagdrempelige manier voor zorgen dat de belastingdienst over alle relevante feiten en omstandigheden komt te beschikken, wat de belastingdienst in staat stelt om bij het opleggen van een verzuimboete maatwerk te leveren. In de invordering wordt de menselijke maat meer centraal gesteld, bijvoorbeeld door beter te kijken naar de mogelijkheden voor het treffen van een betalingsregeling.
Toch geeft de staatssecretaris aan te willen onderzoeken welke mogelijkheden er zijn om op termijn een nieuw verzuimboeteregime te ontwikkelen dat (nog beter) recht doet aan het algemeen belang en het individuele belang. Bij dit onderzoek worden ook de criteria budgettaire inpasbaarheid én uitvoerbaarheid betrokken.
Voorlopig moeten belastingplichtigen het dus nog met het huidige verzuimboetebeleid doen.
Een gewaarschuwd btw-ondernemer telt voor twee!
Zodra een ondernemer ontdekt dat hij te weinig btw heeft aangegeven of te veel btw heeft teruggevraagd, moet de ondernemer dit melden bij de belastingdienst via een (digitale) suppletie. Gaat het om een vrijwillige verbetering, dan legt de belastingdienst in ieder geval geen vergrijpboete op.
Er wordt ook géén verzuimboete opgelegd:
- als het totaal van de vrijwillige verbetering(en) dat alsnog wordt betaald € 20.000 of minder is óf
- als het btw-bedrag dat bij vrijwillige verbetering alsnog wordt betaald minder dan 10% is van het eerder betaalde btw-bedrag over het betreffende aangiftetijdvak (of meerdere tijdvakken). Hierbij wordt gekeken naar de tijdvakken in een kalenderjaar of (gebroken) boekjaar.
In overige gevallen kan de belastingdienst een verzuimboete van 5% opleggen met een maximum van € 5.514. Het is dan aan de belastingdienst om te beslissen of er specifieke redenen zijn om de boete verder te matigen of zelfs achterwege te laten.
In 2021 heeft de Hoge Raad (zie ECLI:NL:HR:2021:1351) geoordeeld dat de belastingdienst voor het opleggen van een boete niet meer uitsluitend mag afgaan op de ingediende suppletieaangifte. Ook bij verzuimboetes zou het dus, afhankelijk van de omstandigheden van het geval, zinvol kunnen zijn voor een btw-ondernemer om hiertegen in bezwaar te gaan.
Mocht je meer willen weten over deze problematiek, neem dan contact op met onze btw-specialist, mr. Katelijne ten Thije. Zij is te bereiken via ons kantoornummer 055 355 99 79 of per e-mail k.ten.thije@fullfinance.nl
Bron: Kamerbrief Verzuimboetebeleid Belastingdienst
Publicatiedatum: 19 oktober 2022