Wil er sprake kunnen zijn van een eigenwoningschuld, dan moet er worden voldaan aan de voorwaarden van artikel 3.119a, eerste lid, Wet IB. In het kort:
- de lening moet zijn aangegaan in verband met de eigen woning (causaliteit);
- er moet een contractuele verplichting gelden om deze gedurende de looptijd (max 360 maanden) ten minste annuïtair volledig af te lossen;
- er wordt aan de aflossingseis (art. 3.119c) voldaan;
- bij een schuld aan een niet aangewezen administratieplichtige (bijvoorbeeld grootouders of de eigen bv) wordt aan de informatieverplichting voldaan.
Wat als je niet voldoet aan een of meer bovenstaande voorwaarden, of als de schuld niet kwalificeert omdat je hebt geleend van bijvoorbeeld je partner[1]? Stel: je hebt een eigen woning gekocht en deze gefinancierd met een annuïtaire hypotheek. De rente is laag, maar de aflossing en daarmee de maandlast hoog. De schuld wordt aflossingsvrij gemaakt en verhuist op grond van art. 2.14, derde lid, Wet IB naar box 3. Kan deze schuld terugkeren als eigenwoningschuld in box 1?
Ja. Tijdens de parlementaire behandeling van de Fiscale Verzamelwet 2014 is de problematiek van de aflossingseis bij een nieuwe schuld verduidelijkt. Het achtste lid van art. 3.119c Wet IB bepaalt dat onder het aangaan van een nieuwe schuld ook wordt verstaan het ‘gaan kwalificeren van een bestaande schuld als eigenwoningschuld’.
Dus als een schuld aanvankelijk kwalificeert als eigenwoningschuld en daarna een tijd niet en later wel weer, dan kan deze schuld (uiteraard als aan alle voorwaarden wordt voldaan) weer kwalificeren als eigenwoningschuld. In het standpunt van de Kennisgroep wordt dit (nogmaals) bevestigd.[2]
In de casus die is voorgelegd aan de Kennisgroep, ging het om het niet voldoen aan de aflossingsverplichting en aflossingseis. Op het moment dat de schuld weer als eigenwoningschuld kwalificeert moet er een nieuw aflossingsschema worden bepaald. In de formule geldt dat het aflossingsschema voor de (opnieuw) kwalificerende schuld moet worden gebaseerd op de rentevoet op het moment waarop de bestaande schuld (opnieuw) kwalificeert als eigenwoningschuld (art. 3.119c, derde lid, onderdeel b). Als looptijd (derde lid, onderdeel c) hanteer je de nog resterende looptijd van de totale maximale looptijd van 360 maanden van de voorgaande schuld op het laatste moment dat de schuld kwalificeerde als eigenwoningschuld.
In de parlementaire toelichting is aangegeven dat het ook kan gaan om het niet voldoen aan de informatieverplichting of om een schuld die oorspronkelijk is aangegaan in verband met een tweede woning die naderhand het hoofdverblijf en eigen woning wordt.
Recentelijk zijn er nog twee standpunten van de Kennisgroep gepubliceerd.[3]
- Bij de aankoop van de woning is deze gefinancierd middels een aflossingsvrije lening.
- De belastingplichtige en zijn fiscale partner kopen samen een eigen woning. De belastingplichtige gaat voor de aankoop van zijn eigendomsaandeel in de woning een lening aan bij de fiscale partner.
Als de lening in bovenvermelde situaties wordt vervangen door een annuïtaire lening bij bijvoorbeeld een bank (en overigens aan alle voorwaarden voor aftrek wordt voldaan), kwalificeert de nieuwe lening weer als een eigenwoningschuld in box 1. De maximale looptijd van 360 maanden start vanaf het moment dat de nieuwe lening als eigenwoningschuld wordt aangemerkt.
Excessief lenen
Op 31 december 2023 vindt voor de eerste keer de toetsing plaats of de schuld van de dga en zijn/haar fiscale partner (en verbonden personen) aan de bv meer dan € 700.000 bedraagt en er sprake is van een excessieve lening die leidt tot een fictief regulier voordeel (art. 4.14a Wet IB).
Op grond van het zesde lid telt een eigenwoningschuld als bedoeld in art. 3.119a Wet IB[4] waarop een recht van hypotheek is verstrekt aan de vennootschap niet mee.
Een tip om te voorkomen dat sprake is van een excessieve lening is om – indien mogelijk – een schuld bij de bv voor de eigen woning in box 3 om te zetten in een lening die kwalificeert als een eigenwoningschuld in box 1. Er moet dan wel een hypothecaire zekerheid aan de vennootschap worden gegeven. De uitzondering dat geen hypothecaire zekerheid hoeft te worden verstrekt aan de vennootschap geldt alleen voor schulden die al bestonden op 1 januari 2023 (art. 10a.23 Wet IB). De situatie op peildatum is bepalend.
Oppassen! Bij de behandeling van het wetsvoorstel is de vraag aan de orde gekomen hoe het einde van de driejaarsperiode van art. 3.111, derde lid (leegstand of woning in aanbouw) uitwerkt voor de regeling excessief lenen. Als op de peildatum van het vierde kalenderjaar de woning geen eigen woning meer is, kwalificeert de schuld ook niet meer als een eigenwoningschuld en wordt deze niet meer uitgezonderd.
Dit kan zich ook voordoen bij het tweede en vierde lid van art. 3.111 (leegstand bij verkoop en regeling bij echtscheiding) en overschrijding van de daarbij behorende termijnen.
De rangorderegeling (art. 2.14 Wet IB)
De inkomstenbelasting kent een strikte rangorderegeling. Een voordeel dat in box 1 valt, komt niet meer in aanmerking voor een andere box. In het derde lid, onderdeel a, wordt een uitzondering gemaakt voor schulden die in hoofdstuk 3 (box 1) en hoofdstuk 4 (box 2) zijn uitgesloten en schulden die zijn aangegaan in verband met een eigen woning, maar niet behoren tot de eigenwoningschuld van art. 3.119a. Deze worden – als uitzondering op de hoofdregel – wel meegenomen in box 3.
Bij een nieuwe eigenwoningschuld (vanaf 1 januari 2013) kan je bewerkstelligen dat een schuld die is aangegaan in verband met de eigen woning een box 3 schuld wordt door niet te voldoen aan de voorwaarden van art. 3.119a Wet IB, bijvoorbeeld door een aflossingsvrije hypotheek aan te gaan of niet te voldoen aan de aflossingsverplichting.
Bij een bestaande eigenwoningschuld (tot en met 31 december 2012) heb je deze mogelijkheid niet. Als deze schuld is aangegaan in verband met de eigen woning, dan hoort deze schuld in box 1 en heb je niet de keuze om deze schuld op te nemen in box 3.
Meer informatie: bel of mail mr. Sandra Twigt RB, s.twigt@fullfinance.nl of 055-355 99 79.
Publicatiedatum 6 september 2023
[1] Op grond van 3.119a, zesde lid is dit geen eigenwoningschuld
[2] KG:051:2023:5 publicatiedatum 27 februari 2023
[3] KG:051:2023:8 en 9 publicatiedatum 24 augustus 2023
[4] Via art. 10bis.9 Wet IB geldt dat ook voor de op 31 december 2012 ‘bestaande’ eigenwoningschuld