Knelpuntenbrief van het UWV

Ik heb al vaker melding gemaakt van de lastige wet- en regelgeving op het gebied van de sociale zekerheid voor met name de indirecte minderheidsaandeelhouder/dga. Is hij dan wel of niet verzekerd als werknemer? Komt hij bij ziekte, werkloosheid of bij faillissement van de werkgever in aanmerking voor een uitkering van het UWV?

Ik heb nu zo’n casus. Een dga participeert via zijn holding voor 20% in de werkmaatschappij, en bevindt zich in een ondergeschikte positie ten opzichte van de 80%-aandeelhouder (m+v). De dga verricht zijn werkzaamheden voor de werkmaatschappij als (indirect) bestuurder middels een managementcontract. Vanwege deze ondergeschikte positie is door de werkmaatschappij de SV-premie afgedragen[1]. Op het moment dat de werkmaatschappij failleert weigert het UWV de ww-uitkering te betalen en moet meneer – nadat zijn bezwaar door het UWV is afgewezen – in beroep bij de rechtbank en wie weet in hoger beroep bij de Centrale Raad van Beroep.

Waar komt dit knelpunt vandaan?

Tot en met 2005 was inning van de premie en het verstrekken van een uitkering een taak van het UWV. Met de inwerkingtreding van de Wet financiering sociale verzekeringen (Wfsv) per 1 januari 2006 worden de premies geïnd door de Belastingdienst, terwijl het UWV de uitkeringenkant blijft verzorgen. Ik weet dat dit bedoeld was als een tijdelijke oplossing – en het geheel van taken terecht zou moeten komen bij de Belastingdienst – maar deze tijdelijkheid duurt al even. En dat heeft dan ook gevolgen voor de rechtsbescherming. Gaat het over de inning, dan is de rechtbank, Belastingkamer bij het Hof (hoger beroep) en bij cassatie de Hoge Raad bevoegd. Bij de uitkeringen is de Centrale Raad van Beroep de aangewezen hoger beroep-instantie. Weliswaar is de Hoge Raad nog wel bevoegd om de CRvB te casseren als het over het begrip werknemer/werkgever en het begrip dienstbetrekking gaat.

Maar of de klant in mijn casus dit kan opbrengen, waag ik te betwijfelen. Dus dit knelpunt blijft: de Belastingdienst int wel de premie (en voor de klant in deze casus ook nog de hoge ww-premie) terwijl het UWV de ww-uitkering weigert.

In deze casus gaat het over de ww-uitkering bij faillissement, maar het kan natuurlijk ook gaan over de uitkering bij arbeidsongeschiktheid of ziekte. Stel, je denkt dat de echtgenote van de dga als werknemer ‘meeloopt’ in de polis die je bij een verzekeraar hebt gesloten ter afdekking van het risico van de loondoorbetalingsverplichting bij ziekte. Als mevrouw dan ziek wordt doet de verzekeraar toch moeilijk. In dat geval is het ‘opgelost’ door bij de Belastingdienst een beschikking te vragen[2] dat mevrouw als werkneemster verzekerd was en de verzekeraar zich daarbij aansloot.

Het komt ook voor dat de verzekeraar van een AO-polis zich beroept op het feit dat de verzekerde geen dga, maar een gewone werknemer is en zich volgens de verzekeraar moet melden bij het UWV …

Knelpuntenbrieven van het UWV

Inmiddels heeft het UWV voor de derde maal een knelpuntenbrief geschreven aan de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid.[3] Het UWV pleit voor meer flexibiliteit bij oplossen problemen rond uitkeringen, zodat ze meer ‘menselijke maat’ kunnen bieden.

Volgens het UWV ontstaan er problemen rondom uitkeringen omdat verschillende wetten met elkaar botsen. “Onze cliënten komen daardoor nog te vaak onnodig in de knel of krijgen niet de dienstverlening of voorzieningen waar ze recht op hebben”.

Als je de bijlagen bij de brieven doorneemt zie je dat een heleboel knelpunten staan opgesomd, met een voorgestelde oplossing en de voortgang…En dan zie ik het door mij beschreven knelpunt er nog niet eens tussen staan, laat staan een oplossing.

De bewindslieden (de Ministers van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en de Minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen) hebben de knelpuntenbrief aangeboden aan de voorzitter van de Tweede Kamer. Die moet er dan mee aan de slag?

Ooit was er een Franse filosoof, de heer Montesquieu, die leefde van 1689 – 1755 die de leer van de trias politica beschreef. De leer waarin het gaat over het scheiden van de machten: de wetgevende, de uitvoerende en de rechtsprekende macht, die elkaar moesten controleren en voorkomen dat één macht de bovenhand kreeg. Alles om de vrijheid en de gelijkheid van de burger te behouden.

Veel landen – waaronder Nederland – baseerden hun grondwetten eveneens op dit principe. Zo mag in Nederland [4] de rechter niet treden in politieke afwegingen en keuzes van de wetgever en mag de rechter de innerlijke waarde of billijkheid van de wet niet beoordelen.

Ik ondersteun de oproep van de instanties om te komen tot betere wetgeving. Dit moet de basis zijn waarop instanties zoals het UWV haar doelstelling kan verwezenlijken (al is in mijn casus het UWV niet te betrappen op een flexibele instelling en is een menselijke maat ver te zoeken) en een gang naar de rechter slechts in een uitzonderingssituatie aan de orde komt.

Als de politiek verzaakt om goede wetgeving te maken, zich te houden aan wetten en verdragen dan dwingt ze de rechter uiteindelijk tot ingrijpen (het “Kerstarrest” is daar een mooi voorbeeld van). Ik hoop voor de klant in mijn casus dat hij bij de rechter in het gelijk wordt gesteld. Ik hoop voor de toekomst dat er in een wettelijke kader duidelijkheid komt over de verzekeringsplicht van een indirecte minderheidsaandeelhouder.

Meer informatie: s.twigt@fullfinance.nl of 055-3559979.

Mr. Sandra Twigt-Endema RB

Publicatiedatum: 4 juli 2023

[1] Conform het bepaalde in art. 59, eerste lid Wfsv

[2] Op grond van art. 59, derde lid Wfsv

[3] Knelpuntenbrief 2023 https://open.overheid.nl/documenten/b3010f23-6e68-4e9b-bb9b-e8f681701347/file en knelpuntenbrief 2022 Knelpuntenbrief UWV 2022 | Kamerstuk | Rijksoverheid.nl

[4] Artikel 11 Wet algemene bepalingen