Meerdere malen treffen wij in de praktijk een inrichtingsjaarrekening (hierna: de jaarrekening) van een micro-entiteit aan, die lijkt op de jaarrekening van een kleine vennootschap. In deze jaarrekening ontbreken dan enkele zaken die bij toepassing van het regime klein wel noodzakelijk (lees: verplicht) zijn, maar conform de eisen van een micro-entiteit niet van toepassing zouden zijn.
De vraag die dan rijst is de volgende: Voldoet deze jaarrekening aan de wettelijke eisen? In het onderstaande gaan we nader op deze vraag in.
BW 2 titel 9 is dusdanig opgebouwd dat, naast de algemene bepalingen, alle verplichtingen ten aanzien van waardering, toelichting, openbaarmaking, overige gegevens en bestuursverslag in afdeling 1 tot en met 10 zijn opgenomen. In afdeling 11 zijn de vrijstellingen op grond van de omvang van het bedrijf van de rechtspersoon opgenomen, waaronder in artikel 395a de vrijstellingen voor de microrechtspersoon.
De opbouw van deze wet is dus dusdanig dat in principe alle artikelen van toepassing zijn, tenzij er op grond van omvang een vrijstelling geldt. Omdat de wet minimumeisen stelt, is het vervolgens vrij aan het bestuur van de rechtspersoon om zaken aan de jaarrekening toe te voegen. Deze vrijwillige toevoegingen zijn, op basis van de opbouw van de wet, geenszins verplicht en de rechtspersoon heeft, indien het voldoet aan het microregime, een vrije keuze om zaken aan zijn jaarrekening toe te voegen mits geen afbreuk wordt gedaan aan het algemene inzichtvereiste van BW2 artikel 362.
In basis geldt echter dat er op basis van de wet een minimumpositie wordt gecreëerd die de nettoverplichting weergeeft en als aan deze eis wordt voldaan, de jaarrekening dan ook voldoet aan de daaraan te stellen eisen.
De situatie ligt genuanceerder als sprake is van de navolgende situaties:
- Indien in de jaarrekening wordt opgenomen dat deze wordt opgemaakt rekening houdend met (bijvoorbeeld) artikel 2:396 BW (regime klein). Alsdan moet deze jaarrekening voldoen aan de vereisten van het betreffende artikel.
- Als in de samenstellingsverklaring en/of in de opdrachtbevestiging is opgenomen dat de jaarrekening wordt opgesteld volgens een ander uitgebreider regime (bijvoorbeeld regime klein). Relevant is dat de genoemde grondslagen overeenstemmen met de gehanteerde grondslagen in de jaarrekening.
In veel rapportgeneratoren is in de toelichting op de grondslagen van waardering en resultaatbepaling opgenomen dat de jaarrekening is opgesteld in overeenstemming met de wettelijke bepalingen van Titel 9 Boek 2 BW en de Richtlijnen voor de jaarverslaggeving voor kleine rechtspersonen die uitgegeven zijn door de Raad voor de Jaarverslaggeving.
Ook hiermee wordt geen verplichting opgelegd voor het uitgebreider inrichten van de jaarrekening van een micro-entiteit, aangezien in de Richtlijnen voor jaarverslaggeving voor kleine rechtspersonen een hoofdstuk “M: micro-entiteiten” is opgenomen. Hierdoor voldoet het rapport door deze verwijzing nog steeds volledig aan de eisen van deze Richtlijnen en mag de vennootschap ‘gewoon’ rapporteren volgens de eisen van een micro-entiteit.