In de eerste nieuwsbrief van 2023 schreef ik over de ‘nieuwe’ renseigneringsverplichting van artikel 22a UB IB. De eerste keer vindt deze verplichting plaats in januari 2023 over de uitbetaalde bedragen aan derden over 2022. Dat ik nieuw tussen aanhalingstekens heb gezet, komt omdat de regeling niet zo nieuw is. De regeling stond namelijk opgenomen in het Belastingplan 2022, dat in december 2021 is aangenomen.
De renseigneringsverplichting roept in de praktijk veel vragen (en kritiek) op. De bij ons binnenkomende vragen zijn de aanleiding om met een aanvulling te komen. Deze aanvulling is geschreven op 30 januari. Houd vooral nadere berichtgeving in de gaten, want het zal echt niet het laatste zijn wat over de nieuwe renseigneringsverplichting gezegd en geschreven zal worden.
De regeling is bedoeld om uitbetaling(en) aan de natuurlijke persoon te melden aan de Belastingdienst. Doelgroep zijn de personen die deze ontvangst naar verwachting verantwoorden als resultaat overige werkzaamheid. In dat kader moet je de uitzonderingen van artikel 22a, tweede lid lezen. Voor betalingen aan werknemers en ondernemers geldt geen renseigneringsverplichting. Deze informatie heeft de Belastingdienst al, of komt op een andere wijze al binnen.
Is dat voldoende duidelijk?
Nee, dat is niet duidelijk genoeg en terecht dat daarover vanuit de praktijk vragen komen. Het is duidelijk dat voor de uitbetaling aan een rechtspersoon geen renseigneringsverplichting ingevolge art. 22a UBIB bestaat. Maar hoe werkt dat dan voor een uitbetaling aan een samenwerkingsverband zonder rechtspersoonlijkheid (bijvoorbeeld een maatschap of vof) of een uitbetaling aan een eenmanszaak? De uitbetaling aan een maatschap of vof is in elk geval een uitbetaling aan meerdere natuurlijke personen (en dat past grammaticaal dus niet), en strookt ook niet met het doel van de regeling, namelijk de informatie over betalingen die naar verwachting tot het belastbare resultaat uit overige werkzaamheden zullen behoren. Een duidelijk standpunt hierover in het vraag en antwoorden besluit ontbreekt evenwel.[1]
Voor uitbetalingen aan een ondernemer bestaat ook geen renseigneringsverplichting. Of je een ondernemer (voor deze regeling in de inkomstenbelasting) bent, wordt getoetst aan (!) btw-aspecten. Immers, in het tweede lid onderdeel c wordt gemeld: de betaling aan een natuurlijk persoon die “ter zake van de werkzaamheden een factuur heeft uitgereikt als bedoeld in artikel 34c, eerste lid, van de Wet OB met daarop de vermelding van de omzetbelasting, bedoeld in artikel 35a, eerste lid, onderdeel j, van die wet”,
Daarbij wordt dus niet verwezen naar artikel 34c, tweede lid. Met andere woorden: uitbetalingen aan btw-ondernemers die vallen onder een vrijstelling of de KOR worden dus niet uitgezonderd; voor deze uitbetalingen geldt wel een renseigneringsverplichting.
Voor een uitbetaling aan een natuurlijk persoon op basis van een factuur zonder vermelding van omzetbelasting (dus als tegen een tarief van 0% wordt gefactureerd, zie artikel 9 Wet OB) geldt dus ook een renseigneringsverplichting.
Btw verlegd dan?
Een factuur met daarop de vermelding btw-verlegd, valt onder de bepaling van artikel 35a, eerste lid, onderdeel m (en dus niet onder j) en daarvoor geldt dus ook een renseigneringsverplichting.
Het zal duidelijk zijn dat de Belastingdienst deze ‘ondernemers’ allemaal zal kennen en dat een nieuwe renseigneringsverplichting daarvoor niet nodig zou moeten zijn. Maar helaas, de wettekst is bepalend. De slogan van de Belastingdienst “leuker kunnen we het niet maken, wel makkelijker” gaat niet op.
Inmiddels zijn er Kamervragen gesteld[2] en is gevraagd om zorgaanbieders, vanwege hun btw-vrijstelling, uit te zonderen van deze maatregel. Ik vermoed dat dat gebeurt omdat de zorgkoepels dit hebben aangekaart. De medische vrijstelling is slechts een van de vrijstellingen van art. 11 Wet OB, dus dezelfde problematiek doet zich ook voor in bijvoorbeeld het onderwijs.
De AVG-wetgeving
Wetende dat voor de oude renseigneringsverplichting, het IB 47-formulier, de wettelijke basis ontbrak om het bsn te moeten aanleveren, is daar juist bij de totstandkoming van de nieuwe renseigeringsverplichting uitgebreid aandacht besteed. Met een beroep op o.a. de AVG-wetgeving weigeren een aantal opdrachtnemers om hun gegevens aan de opdrachtgever kenbaar te maken.
In het aangehaalde vraag en antwoord besluit is in vraag 7 een invulinstructie gegeven als de gegevens van de opdrachtnemer niet bekend zijn, of als de opdrachtnemer weigert medewerking te verlenen. Een bsn kan dan vervangen worden door een dummy (222222220), een geboortedatum worden nullen, voorletters x’en en men woont dan op “AdresVrij” of “Onbekend, Nederland” of woonland wordt XS of XX.
Uitstel nodig?
In vraag 21 van het vraag en antwoorddocument is opgenomen dat uitstel kan worden gevraagd voor het aanleveren van de gegevens voor de renseigneringsverplichting bij de Belastingdienst waaronder de inhoudingsplichtige valt.
Voor alle volledigheid
De nieuwe renseigneringsverplichting geldt voor inhoudingsplichten en collectieve beheersorganisaties. Er bestaat ook een generieke renseigneringsverplichting, namelijk die uit afdeling 2 van hoofdstuk VIII van de AWR (artt. 47 – 56a AWR). Hiervoor is er niets veranderd. Deze verplichtingen gelden voor administratieplichtigen (niet zijnde inhoudingsplichtigen voor de loonbelasting). Deze groep is alleen verplicht om gegevens aan te leveren als zij daarvoor worden uitgenodigd (‘desgevraagd’). Zij zijn niet gehouden om het bsn op te vragen, te registreren en aan te leveren.
Een particulier is geen administratieplichtige (zie art. 52 AWR) en dus nooit verplicht om medewerking te verlenen aan de vraag om informatie ten behoeve van de belastingheffing van derden.
Voor meer informatie: mr. Sandra Twigt RB, s.twigt@fullfinance.nl of 055-3559979.
Publicatiedatum: 30 januari 2023
[1] vraag en antwoord document.
[2] https://www.tweedekamer.nl/downloads/document?id=2023D02920