“Naming and shaming”

Dit allitereert best aardig. Ook al is het geen Nederlands. Maar we krijgen er wel mee te maken.

Onderdeel van het BP2020 is dat bepaalde gegevens van malafide dienstverleners (belastingadviseurs, notarissen, advocaten, accountants, medewerkers van banken) worden gepubliceerd op de website van de belastingdienst. Dit is een uitvloeisel van de Panama Papers. De betreffende adviseur moet dan wel onherroepelijk veroordeeld zijn tot een medeplegersboete: het opzettelijk meewerken aan belastingontduiking/fraude of toeslagenfraude. Er zijn diverse waarborgen ingebouwd om ervoor te zorgen dat de gegevensverwerking rechtmatig, behoorlijk en transparant is. Bovendien moet de maatregel proportioneel en subsidiair zijn. Mooie woorden om te verhullen dat het kennelijk niet mogelijk is om dit soort rotte appels via het straf- en bestuursrecht aan te pakken.

Het doel van de maatregel is te bewerkstelligen dat belastingplichtigen kunnen weten dat een bepaalde adviseur zich heeft schuldig gemaakt aan belasting- of toeslagfraude. Door niet met een dergelijke adviseur in zee te gaan, lopen ze minder risico dat aan hen een boete wordt opgelegd.

Wat wordt er dan gepubliceerd als toch sprake blijkt te zijn van een medepleger? De naam van de overtreder, de grondslag van de boete, het bedrag, de dagtekening, het jaar waarin de beboetbare gedraging is begaan en de naam van de plaats waar de overtreder het vergrijp heeft begaan. De herinnering aan de aloude schandpaal komt weer op. Pas na 5 jaar wordt deze informatie verwijderd van de website. Maar u weet ook wel: als iets eenmaal op internet staat, blijft het er staan! En sociale media doen hun naam dan niet bepaald eer aan.

Waarom nu eigenlijk dit artikel? Want de lezers van onze nieuwsbrief hoeven hier vast niet bang voor te zijn. Maar er is net een uitspraak gepubliceerd die hier aanleiding toe geeft. Wat is het geval?

Een belastingadvieskantoor kreeg een vergrijpboete van € 1 miljoen. Dat had te maken met het opzetten van een “listige” constructie met Guernsey Ltd’s. Die waren (kennelijk) in Nederland gevestigd, maar twee medewerkers van het kantoor hadden voorgewend dat ze op Guernsey gevestigd waren. De medewerkers worden als medeplegers gezien van een beboetbaar feit, en dat kan aan het kantoor worden toegerekend. Gelet op de omvang van het bedrag aan te weinig geheven belasting (€ 12,6 miljoen), de specifieke deskundigheid, de voorbeeldfunctie van het kantoor en de listigheid van de constructie, vond de inspecteur deze hoge boete gerechtvaardigd. Echter, in de beroepszaken van de bestuurders van de Ltd’s is komen vast te staan dat niet kon worden nagevorderd. Meerdere inspecteurs (er werd een aantal genoemd van 13!) waren op de hoogte van deze zaak en hebben niet tijdig ingegrepen waardoor het nieuwe feit ontbrak. Van kwade trouw was evenmin sprake. Dus kan er ook geen boete worden opgelegd. De rechtbank vond de gedraging van de inspecteur dusdanig onzorgvuldig dat een proceskostenvergoeding van € 20.000 is toegekend. En dan is er iets bijzonders aan de hand! In dat kader kan de navolgende passage uit de uitspraak opheldering bieden.

Daarbij neemt de rechtbank voorts in aanmerking dat verweerder aan eiseres een zeer hoge boete heeft opgelegd zonder enig bewijs van (voorwaardelijke) opzet aan de zijde van de medewerkers van eiseres en zonder enig concreet bewijs dat de door verweerder verweten verboden gedragingen blijkens de feitelijke gang van zaken bij eiseres door haar is aanvaard of placht te worden aanvaard en, zoals eiseres veronderstelt, kennelijk vooral aangestuurd door de huidige maatschappelijke tendens om deze ‘structuren’, die – wat daar verder ook van zij – al decennia lang gemeengoed zijn, nu (fors) aan te pakken. 

De vraag is dus eigenlijk wie in dit geval aan de digitale schandpaal moet worden genageld! Maar uit het Wetgevend overleg bij het BP2020 is hierop in zijn algemeenheid als volgt gereageerd.

“De heer Mulder vraagt waarom we niet ook de namen van ambtenaren die er een onrechtmatige werkwijze op nahouden openbaar gaan maken. Doel van de maatregel is adequate publieksvoorlichting bij het maken van een keuze voor een adviseur. Dit punt speelt niet als iemand van de overheid een dienst afneemt.”

Ik vraag me toch werkelijk af welke dienst hier bedoeld wordt!

Bert Driessen, fiscalist

Publicatiedatum: 13 november 2019