Omzetting eenmanszaak in een vof: geen recht meer op loonkostenvoordeel!

Dat bij de omzetting van een eenmanszaak in een vof niet alleen de fiscale gevolgen voor – met name – de inkomstenbelasting en de overdrachtsbelasting beoordeeld moeten worden, maar ook de gevolgen voor de loonbelasting, blijkt uit twee recente rechtbankuitspraken.

In beide zaken was er sprake van een eenmanszaak die in de loop van 2018 met terugwerkende kracht naar 1 januari 2018 werd omgezet naar een vof met de partner.

Bij de casus bij Rechtbank Den Haag trad op 1 mei 2018 een werknemer in dienst van de eenmanszaak. Deze werknemer ontving direct voorafgaand aan de dienstbetrekking met de eenmanszaak een WW-uitkering. Voor deze werknemer werd op 31 mei 2018 een doelgroepverklaring aangevraagd bij het UWV. Op 10 augustus 2018 heeft het UWV de doelgroepverklaring toegezonden, waarin wordt vermeld dat de eenmanszaak gedurende een periode van 3 jaar recht heeft op Loonkostenvoordeel oudere werknemer (LKV).

In de vof-overeenkomst van 18 juli 2018 is opgenomen dat de onderneming met ingang van 1 januari 2018 door de vof wordt gedreven. Op 20 augustus 2018 is de eenmanszaak uitgeschreven uit het handelsregister en is daarin opgenomen dat de vof de onderneming van de eenmanszaak per 1 januari 2018 voortzet.

De vraag die voorligt bij de Rechtbank Den Haag is wanneer de onderneming door de vof is overgenomen. De rechtbank is van mening dat nu de inschrijving in het handelsregister van de voortzetting van de onderneming door de vof en de uitschrijving van de eenmanszaak hebben plaatsgevonden op 20 augustus 2018, de overgang van de onderneming heeft plaatsgevonden op 1 augustus 2018, namelijk op de 1e dag van de maand waarin in het handelsregister is ingeschreven dat de vof de onderneming van de eenmanszaak overneemt.

Dit betekent dat de werknemer per 1 augustus 2018 uit dienst is getreden bij de eenmanszaak en per diezelfde datum bij de vof in dienst is getreden. Aangezien de werknemer op het moment dat hij bij de vof in dienst trad (= 1 augustus 2018), niet (meer) voldeed aan de voorwaarden voor de LKV, heeft de vof geen recht op de LKV.

Dat in de vof-overeenkomst is opgenomen dat de onderneming per ingang van 1 januari 2018 voor rekening en risico van de vof wordt gedreven, leidt volgens de rechtbank niet tot een ander oordeel. Het besluit, waarin aan een vof-overeenkomst maximaal negen maanden terugwerkende kracht wordt toegekend, geldt alleen voor de inkomstenbelasting en niet voor de loonheffingen. De overgang van de onderneming heeft dus niet al per 1 januari 2018 plaatsgevonden.

De casus die speelde bij Rechtbank Gelderland is vergelijkbaar. Per 1 maart 2018 trad een werknemer in dienst van de eenmanszaak. Deze werknemer ontving direct voorafgaand aan de dienstbetrekking met de eenmanszaak een WW-uitkering. Voor deze werknemer werd al in maart 2018 een doelgroepverklaring aangevraagd bij het UWV. Op 26 april 2018 heeft het UWV de doelvergroepverklaring op naam van de eenmanszaak afgegeven.

Volgens het handelsregister is de eenmanszaak op 7 mei 2018, met terugwerkende kracht tot 1 januari 2018, omgezet in een vof. Er is tussen de vennoten geen vof-overeenkomst opgemaakt. Per 1 mei 2018 is de vof inhoudingsplichtige voor de loonbelasting.

In afwijking van de casus bij Rechtbank Den Haag is bij Rechtbank Gelderland niet in geschil wanneer de overgang van de onderneming heeft plaatsgevonden. Niet in geschil is dat de rechtsvorm van de onderneming na het moment van indiensttreding is gewijzigd van een eenmanszaak naar een vof.

De Rechtbank Gelderland oordeelt dat de wetgever er bewust voor gekozen heeft om voor de begripsomschrijving “werkgever” in de Wet tegemoetkomingen loondomein (Wtl), aan te sluiten bij de wettelijke term “inhoudingsplichtige”. Vast staat dat vóór de omzetting van de eenmanszaak in de vof, sprake is van een andere inhoudingsplichtige dan na de omzetting. Dat betekent dat na de omzetting niet langer voldaan wordt aan de in de Wtl gestelde voorwaarden om in aanmerking te komen voor het LKV. Dat de activiteiten van de onderneming na de omzetting niet zijn gewijzigd, is niet van belang.

Let op: dit speelt niet alleen bij de omzetting van een eenmanszaak in een vof. Van overname van een onderneming kan ook sprake zijn bij een fusie of splitsing of bij het inbrengen van een eenmanszaak of vof in een bv.

Mocht je vragen hebben, neem dan contact op met Rob Lendering (via r.lendering@fullfinance.nl of 055 355 99 79).

Bronnen:
Rechtbank Den Haag, 13 november 2020, ECLI:NL:RBDHA:2020:14232
Rechtbank Gelderland, 8 maart 2021, ECLI:NL:RBGEL:2021:1070