De verplichtingen
We kennen nogal wat renseigneringsverplichtingen. Sommigen heel algemeen, denk aan bijvoorbeeld artikel 53 AWR die geldt voor ‘administratieplichtigen’. Op verzoek kan de Belastingdienst om bijvoorbeeld gegevens en inlichtingen vragen die van belang is voor de belastingheffing van derden.
Op basis van artikel 10.8 Wet IB zijn administratieplichtigen gehouden gegevens en inlichtingen te verstrekken die van belang zijn voor de belastingheffing box 1, box 3 en persoonsgebonden aftrekposten. Dit is de regeling voor bijvoorbeeld banken, verzekeraars en pensioenuitvoerders. Met ingang van 1 januari 2022 is er een uitbreiding naar inhoudingsplichtigen en de uitbetaalde bedragen aan derden. Doel is met name: meer data renseigneren voor de rubriek ‘resultaat uit overige werkzaamheden’.
Bovenstaande regelingen zijn nationaal geïnitieerd. Er zijn ook (fiscale en niet-fiscale) verplichtingen die voortvloeien uit Europese verplichtingen en vervolgens in Nederlandse wetgeving moeten worden geïmplementeerd.
De eerste die bij mij opkomt is de Wwft. In het kader van de aanpak van witwassen wordt[1] momenteel nagedacht over een verbod op contante betalingen boven € 3.000.
Voor de Wwft moet sowieso secuur worden gehandeld bij contante betalingen. In artikel 1a, vierde lid, onderdeel i, Wwft, worden “natuurlijke personen, rechtspersonen of vennootschappen die beroeps- of bedrijfsmatig handelen als koper of verkoper van goederen, voor zover betaling van deze goederen in contanten plaatsvindt voor een bedrag van € 10.000 of meer, ongeacht of de transactie plaatsvindt in een handeling of door middel van meer handelingen waartussen een verband bestaat” aangemerkt als financiële instellingen die de verplichtingen uit de Wwft (zoals het cliëntenonderzoek en de meldingsplicht) moeten naleven.
Indicatoren
De indicatoren als bedoeld in het Uitvoeringsbesluit Wwft 2022 melden in bijlage 1[2] bij deze doelgroep:
Instelling |
Toepasselijke indicatoren* |
---|
|
|
Deze doelgroep moet bovenstaande transacties dus altijd melden en bij transacties tussen de € 10.000 en € 20.000 moet er onderzocht worden of sprake is van een wel/niet ongebruikelijke transactie en moet worden gedocumenteerd waarom er wel/niet wordt gemeld.
Misschien verschuiven deze grenzen ook (weer) als gemelde plannen doorgang vinden.
Nog even over het UBO-register en de terugkoppelverplichting
Uit een recente brief van het Ministerie van Financiën aan de Tweede Kamer valt te lezen wat er per 1 juni 2024 verandert.
“Verplichtingen Wwft-instellingen
Ten aanzien van de verplichting tot het raadplegen van het UBO-register bij het aangaan van een nieuwe zakelijke transactie met een juridische entiteit, komt de regeling uit de Kamerbrief van 14 april 2022 te vervallen per 1 juni 2024. De oude regeling houdt in dat aan de hand van de bevestigingsmail van de KVK vastgesteld kan worden of er al dan niet sprake was van een registratie. Per 1 juni 2024 is het mogelijk voor de Wwft-instelling om bij de cliënt een gewaarmerkt uittreksel uit het UBO-register op te vragen, als de instelling zelf geen rechtstreekse toegang tot informatie uit de registers heeft. De cliënt kan dit uittreksel opvragen bij KVK. Dit blijft nadrukkelijk een overgangsregeling. Zodra de Wwft-instelling aangesloten is op de UBO-registers, geldt de wettelijke verplichting voor deze instellingen om zelf het UBO-register te raadplegen.
Wwft-instellingen zijn verder op grond van artikel 10c van de Wet ter voorkoming van witwassen en het financieren van terrorisme (Wwft) verplicht melding te doen bij de KVK van een discrepantie die zij aantreffen tussen een gegeven in het UBO-register en de informatie over die uiteindelijk belanghebbende waarover zij uit anderen hoofde beschikken. Zolang een Wwft-instelling het UBO-register niet kan raadplegen, en derhalve ook geen discrepanties kan constateren, kan die instelling ook geen terugmeldingen doen. Zodra een Wwft-instelling weer toegang heeft tot informatie uit het UBO-register, is deze verplichting wel weer van toepassing”.
Bij het ‘aansluiten van instellingen’ ligt de focus op de grootbanken en het notariaat.
DAC
In eerdere bijdragen hebben we al eerder aandacht besteed aan meldingsverplichtingen op grond van Europese wet- en regelgeving. Dit is voornamelijk geïmplementeerd in de Wet op de internationale bijstandsverlening bij de heffing van belastingen. Bijvoorbeeld de melding ingevolge de DAC’s (Directive on Administrative Cooperation), een reeks van EU-afspraken die belastingontduiking en belastingontwijking moeten tegengaan door uitwisseling van belastinggegevens tussen belastingdiensten. En uiteraard moeten deze data worden aangeleverd bij de belastingdiensten.
Bij de DAC-6 (Mandatory Disclosure Rules) gaat het om grensoverschrijdende belastingconstructies. DAC-7 betreft de gemaakte afspraken over de uitwisseling van gegevens door digitale platformen.
Een nieuwe DAC, de DAC-8, is op 17 oktober 2023 aangenomen door de Europese Raad. Met deze richtlijn hoopt de EU dat Belastingdiensten binnen de EU over alle relevante informatie kunnen beschikken om transacties met cryptocurrency te kunnen belasten. Platformen die crypto-activadiensten aanbieden (zoals crypto-exchanges, cryptobewaar-dienstverleners en adviseurs over cryptovaluta), moeten gegevens van gebruikers uitwisselen vanaf 2026. Gebruikers zijn de klanten en over deze klant moet o.a. worden verstrekt de geboortedatum, zijn fiscaal registratienummer en gegevens over de transactie(s). Uit onderzoek komt naar voren dat bijna twee miljoen Nederlanders cryptovaluta bezitten waarvan slechts een klein deel als vermogen in box 3 wordt aangegeven. Uit onderzoek (zie link naar divly) blijkt dat slechts 1,5% van alle Nederlandse cryptebezitters dit vermogen in 2022 aangaven bij de Belastingdienst.(zie publicatie Accountancy Vanmorgen)
Transparantie en regeldruk
Een drang naar steeds meer belastingtransparantie is duidelijk herkenbaar. Enerzijds goed, maar in de praktijk zijn ook andere geluiden hoorbaar. Te veel regeldruk en houdt het nog eens op?
Duidelijk is dat het ook bij de Belastingdienst gaat knellen. Volgens de staatssecretaris van Financiën is het niet mogelijk om het wetsvoorstel voor het belasten van het werkelijke rendement in box 3 volledig te implementeren in 2027. Het vergt meer van de systemen dan vooraf ingeschat en het zou te complex zijn voor belastingplichtigen ‘met bezittingen waarvan geen gegevens vooraf ingevuld kunnen worden”. En als belastingplichtigen zelf meer gegevens moeten invullen leidt dat tot een nieuw te ontwikkelen handhavingsstrategie en meer toezicht achteraf, aldus de staatssecretaris.
Ik verwees al naar de drang naar transparantie en de moeite die gedaan wordt om belastingontwijking en belastingontduiking tegen te gaan. De vooringevulde aangifte (die wordt gevuld met alle beschikbare gerenseigneerde gegevens) is steeds beter, maar moet – althans wat mij betreft – geen doel op zich zijn. De belastingplichtigen en ook de Belastingdienst is wat mij betreft meer gebaat bij fiscale wetgeving die minder complex is.
Meer informatie: mr. Sandra Twigt-Endema RB (s.twigt@fullfinance.nl) of bel 055-355 99 79.
Publicatiedatum: 23 april 2024
[1] Kamerbrief over samenloop AML-pakket en wetsvoorstel plan van aanpak witwassen nr. 2024-000023150 MvF 16 april 2024
[2] wetten.nl – Regeling – Uitvoeringsbesluit Wwft 2018 – BWBR0041193 (overheid.nl)