Een makkelijke vraag voor een artikel zou je kunnen denken. Dat is toch wel duidelijk. Die moeten worden opgenomen in de jaarrekening. Dat lijkt juist. Alleen de plek waar je die schulden kunt vinden is niet altijd dezelfde.
Aanleiding voor dit artikel is een langlopende rechtszaak tegen een accountantskantoor waar een curator tot aan de Hoge Raad heeft geprocedeerd of de accountant ten onrechte had toegestaan dat een schuld niet was opgenomen in de jaarrekening. In deze zaak heeft de Procureur Generaal nu een conclusie geschreven voor de Hoge Raad. Maar daarover later.
Schulden kennen we in het jaarrekeningrecht in verschillende gradaties. En dan bedoel ik niet langlopende- of kortlopende schulden, maar gradaties van waarschijnlijkheid. Hoe zeker is het dat de schuld inderdaad bestaat.
1. Kortlopende (of langlopende) schulden
De meest duidelijke van het stel. Er ligt al een nota of factuur alleen is deze nog niet betaald. Of er komt nog een nota aan die nog niet is geboekt maar waarvan de verplichting wel vaststaat. Deze worden als schuld opgenomen in de jaarrekening.
2. Voorzieningen
Als er wel een schuld lijkt te bestaan maar er is nog niet duidelijk hoe hoog dat bedrag is wordt het al wat lastiger. De Raad voor de Jaarverslaggeving heeft voor dit soort schulden drie criteria uitgewerkt die ik kort samenvat:
1. Bestaat er een verplichting naar een derde toe;
2. Gaat deze verplichting ook als gevolg hebben dat er geld moet worden betaald;
3. Is deze uitstroom van geldmiddelen op een redelijke manier in te schatten.
Voldoet de schuld aan deze drie verplichtingen dan is er sprake van een voorziening en wordt hij ook voor een geschat bedrag opgenomen in de jaarrekening. Het is overigens de cliƫnt die die schatting zou moeten maken. In de samenstelpraktijk mag je daar uiteraard wel bij helpen.
Over deze drie criteria ging het in de rechtszaak. Een vennootschap was aansprakelijk gesteld voor een milieuschade. In de daaropvolgende procedures bij de rechter was er steeds sprake van de vraag welk deel van de milieuschade nu voor rekening was van de vennootschap. Dat bleef lang onduidelijk. De onderneming vond daarom dat de hoogte van deze claim niet was in te schatten en vond daarbij de accountant aan zijn/haar zijde. Er was geen sprake van een vaststaande schuld (conform paragraaf 1. Kortlopende (of langlopende schulden) en de hoogte was ook niet in te schatten. Er werd dus geen voorziening gevormd (conform paragraaf 2. Voorzieningen).
3. Niet uit balans blijkende rechten en verplichtingen
Dat brengt ons bij de derde vorm van het opnemen van een schuld in de jaarrekening. Dat er een schuld zou kunnen zijn voor de milieuschade was hier door de verschillende uitspraken wel duidelijk. Alleen de hoogte was niet te bepalen. Daarmee was het volgens de accountant geen voorziening meer maar een niet uit de balans blijkende verplichting geworden en werd de claim onder dat kopje in de toelichting bij de jaarrekening gemeld. De procureur generaal geeft de accountant in zijn advies daarin gelijk.
Kern van het advies was de beantwoording van de vraag of de hoogte van de claim inderdaad niet was in te schatten. De procureur generaal gebruikt daar voor een grens van 50% zekerheid. Een kwestie van kans berekenen dus. De accountant kon gelukkig aantonen dat voldoende werk was gemaakt van het bepalen van die kans.
Conclusie
Ook een onzekere schuld/verplichting neem je op in de jaarrekening. De vraag is alleen op welke plek.