Schumacker

“Wie?”, denk je wellicht? Nee, ik bedoel niet de oud-Formule-1-coureur die een flink aantal jaren geleden een verschrikkelijk ski-ongeluk kreeg. Ook niet die voormalig keeper van het Duitse nationale elftal met zijn karatetrap in een EK-wedstrijd tegen Spanje. Nee, de Schumacker die ik bedoel is bekend geworden qua naam vanwege het zijn van een EU-burger (net als jij en ik) die toevallig zijn geld verdiende in een andere lidstaat (Duitsland) dan die waarin hij woonde (België). En daardoor kon hij zijn persoonlijke aftrekposten niet geldend maken in zijn woonstaat. Toen is de belangrijke jurisprudentie [1] ontstaan dat als iemand geheel of nagenoeg geheel (ten minste 90%) zijn inkomen verdient in de werkstaat, die werkstaat rekening moet houden met de persoonlijke aftrekposten. Dit is, kort weergegeven, de essentie van het arrest van alweer 14 februari 1995.

So far, so good. Dit is jaren de leidraad geweest voor buitenlands belastingplichtigen op basis van jurisprudentie en EU-recht. Met de invoering van de Wet IB 2001 kwam in de Nederlandse wetgeving het keuzerecht voor binnenlandse belastingplicht voor dergelijke personen. En met ingang van 2015 is de kwalificerend buitenlands belastingplichtige ten tonele gevoerd. En daarin komt weer het criterium terug van ten minste 90% van het inkomen verdienen in Nederland om recht te hebben op aftrek van persoonlijke aftrekposten (waarvan de hypotheekrente de belangrijkste is in de praktijk). Met als gevolg inmiddels een aantal uitspraken waarin dit percentage niet werd gehaald en er dus geen recht bestond op dezelfde behandeling als binnenlandse belastingplichtigen. Direct kwam al de vraag op of deze splinternieuwe regeling niet in strijd was met EU-recht.

Door het Spaanse voetbalmakelaarsarrest [2] werd al de eerste bres in deze regeling geschoten. In dit arrest heeft het Hof van Justitie geoordeeld dat bij werken in meerdere EU-landen, waardoor dus niet aan het genoemde 90%-criterium wordt voldaan, de betreffende landen naar rato rekening moeten houden met persoonlijke aftrekposten. In een beleidsbesluit [3] heeft de staatssecretaris van Financiën de gevolgen van dit arrest uiteengezet.

En nu is de volgende bres in deze regeling geslagen. Een inwoner van België werkte in Nederland. Door zijn hoge box 3-vermogen en het daaruit resulterende belastbaar inkomen voldeed hij niet aan de 90%-regeling. En dus kon hij de rente over de lening voor zijn Belgische woning niet in aftrek brengen in Nederland. Maar in België genoot hij onvoldoende (belastbaar) inkomen om daar de renteaftrek geldend te kunnen maken. Rechtbank Zeeland-West-Brabant [4] oordeelt met een verwijzing naar de Schumacker-rechtspraak dat nu de woonstaat niet in staat is om deze belastingplichtige de voordelen toe te kennen die met zijn persoonlijke omstandigheden samenhangen, de werkstaat dat moet doen. Nederland dus. En op die manier wordt de nog maar kort bestaande regeling voor buitenlands belastingplichten weer verder uitgehold en is de Schumacker-doctrine opnieuw in beeld.

Wie slaat de volgende bres?

Voor vragen hierover kun je contact opnemen met drs. Bert Driessen (b.driessen@fullfinance.nl of 055-3559979)

[1] Hof van Justitie, 14 februari 1995, nr. C-279/93
[2] Hof van Justitie, 9 februari 2017, nr. C-283/15
[3] Besluit van 3 december 2019, nr. 2019-184103, Stcrt. 2019, 66192
[4] Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 20 november 2020, ECLI:NL:RBZWB:2020:5786