Vakantiepost

Zomervakantie en daarna weer aan het werk. Wat zou er gebeurd zijn tijdens je vakantie?

Opvallende zaken en minder opvallende zaken …

Een “nieuw” LB-besluit over vrijgesteld loon, vergoedingen en verstrekkingen met o.a. aandacht voor:

  • het ‘aanwijzen’. Bij het betalen van het loon moet de werkgever kiezen of sprake is van een ‘normaal’ werknemersloon of eindheffingsloon. Op het werknemersloon worden inhoudingen toegepast en de (eventueel) verschuldigde eindheffing wordt door de werkgever gedragen. Pas nadat die keuze, of aanwijzing, heeft plaatsgevonden kan een gerichte vrijstelling worden toegepast. Als je in het lopende jaar iets niet individueel hebt verloond, wordt dit geacht te zijn aangewezen als eindheffingsbestanddeel. Als je bij een gerichte vrijstelling (denk bijvoorbeeld aan een kilometervergoeding van € 0,19 per km) binnen de voorwaarden en grensbedragen blijft, wordt aangenomen dat dit ook is aangewezen. Is dit laatste ‘nieuw’? Nee, het staat ook in par 22.1 van het Handboek Loonheffingen.
  • In een tweetal voorbeelden wordt ingegaan op de regeling van de kleine geschenken en wanneer daarbij sprake is van loon uit dienstbetrekking. Een bos bloemen voor een jarige is een persoonlijke attentie (en dus geen loon), een bloemetje op de eerste werkdag is een attentie voor een werknemer en dus wel loon. Tip: check het Handboek Loonheffingen, par 4.12.1.

Ofwel: tot veel nieuwe (andere) inzichten leidt het besluit niet.

Het Ministerie van Sociale Zaken heeft een Hoofdlijnenbrief Arbeidsmarkt uitgegeven. Een van de onderdelen is om meer duidelijkheid te gaan scheppen wie er als zelfstandige werkt en wie schijnzelfstandige is (en dus als werknemer werkt). Een lastig dossier dat al langer speelt, niet alleen fiscaal, maar ook arbeidsrechtelijk.

Na het afschaffen van de VAR (vervallen per 1 mei 2016!), moeten we het doen met de Wet DBA (Deregulering Beoordeling Arbeidsrelaties) als ‘verbetering’ ten opzichte van de VAR, of zoals in de considerans stond “dat het wenselijk is de Verklaring arbeidsrelatie af te schaffen met het oog op de bevordering van deregulering, verbetering van de balans tussen de verantwoordelijkheid van opdrachtgevers en opdrachtnemers voor de presentatie van hun onderlinge arbeidsrelatie richting de Belastingdienst en verbetering van de handhaafbaarheid”. Het is geen nieuws dat dit doel niet is gerealiseerd.

Het kabinet kiest nu voor een aanpak langs drie lijnen om het werken met en als zelfstandigen toekomstbestendiger te maken:

  1. Inzetten op een gelijker speelveld voor contractvormen voor sociale zekerheid en fiscaliteit.
  2. Meer duidelijkheid creëren over de vraag wanneer gewerkt wordt als werknemer dan wel als zelfstandige (verduidelijking van het begrip gezag, gevolgd door aanpassing van de webmodule), en ook het ondersteunen van werkenden om hun rechtspositie op te eisen, door de introductie van een rechtsvermoeden. Als er een vermoeden is dat arbeid eigenlijk verricht wordt op basis van een arbeidsovereenkomst, dan is het aan de werkgevende om te bewijzen dat geen sprake is van een arbeidsovereenkomst.
  3. Het verbeteren van toezicht en handhaving op schijnzelfstandigheid.

Ten aanzien van punt 1 wordt o.a. genoemd:

  • een verplichte arbeidsongeschiktheidsverzekering voor zelfstandigen (plus wellicht ook voor resultaatgenieters, meewerkende partners en dga’s)
  • afbouw van fiscale prikkels voor zelfstandigen (ZA ↓, FOR↗)
  • faciliteren van opbouw van pensioen voor zelfstandigen in de tweede pijler via vrijwillige aansluiting en verruiming van de mogelijkheid tot pensioensparen in de derde pijler.

In eerdere bijdragen aan de nieuwsbrief ben ik vaker ingegaan op de SV-plicht. Is er sprake van een arbeidsovereenkomst met SV-plicht of een overeenkomst van opdracht (c.q. aanneming van werk) zonder SV-plicht en de discussies die kunnen ontstaan over premieplicht (Belastingdienst), uitkering (UWV) of dekking (verzekeraar). Hopelijk leidt een duidelijk(er) kader tot minder discussie. In de Hoofdlijnenbrief wordt opgemerkt dat ook onderzocht moet worden welke gevolgen het rechtsvermoeden heeft voor de processen voor uitvoeringsinstanties als het UWV en de Belastingdienst.

Een suggestie mijnerzijds: breng de inning van de premie en het verstrekken van de uitkering werknemersverzekeringen onder bij één instantie met ook één uniforme rechtsingang.

Rechtsherstel box 3

Het Ministerie van Financiën meldde op 17 augustus dat de Belastingdienst de eerste fase van herstel heeft afgerond. Alle deelnemers aan het massaal bezwaar (2017-2020) hebben een brief of beschikking van de Belastingdienst ontvangen.

Op 22 augustus is gestart met de tweede fase, de verzending van de eerste aanslagen IB 2021 aan belastingplichtigen met een inkomen in box 3. Medio december 2022 moeten alle definitieve aanslagen 2021 zijn opgelegd met de spaarvariant[1] als die voordeliger is dan het oude box-3 stelsel.

Vanaf medio september wordt gestart met rechtsherstel voor de aanslagen 2017 tot en met 2020 die op 24 december 2021 nog niet onherroepelijke vaststonden of nog niet zijn vastgesteld (derde fase).

Is het daarmee allemaal geregeld?

Wat als je het niet eens bent met de afhandeling? Bijvoorbeeld als je vindt dat het percentage van 5,69% te hoog is omdat je werkelijke rendement (bijvoorbeeld op onroerend goed) lager was.

Deelnemers aan het massaal bezwaar kunnen geen bezwaar aantekenen (de uitspraak van 4 februari 2022 is een uitspraak in het kader van de massaalbezwaarprocedure waartegen geen bezwaar mogelijk is). Dan rest alleen een verzoek om ambtshalve vermindering. Als dit ziet op bijvoorbeeld een aanslag IB 2017 moet dit wel tijdig (vóór 1 januari 2023) worden gedaan.

Wat als je het niet eens bent met de verdeling van de rendementsgrondslag over partners?

De deelnemers aan de massaalbezwaarprocedure hebben volgens de Belastingdienst wederom pech[2]. Hun aanslagen staan na de uitspraak van 4 februari 2022 onherroepelijk vast en daarmee is een wijziging van de verdeling niet meer mogelijk en helpt ook een ambtshalve verzoek niet. Dat is voor deze doelgroep een wrange uitkomst.

Voor de tweede fase-deelnemers (IB 2021) bestaat de mogelijkheid van bezwaar wel en dat geldt ook voor het wijzigen van de partnerverdeling. Voor het aanpassen van de partnerverdeling kunnen zij gebruikmaken van een nieuwe versie van het online aangifteprogramma op de website van de Belastingdienst.

Volgens de rekenaars is de spaarvariant altijd voordelig als van het vermogen voor 67% of meer wordt gespaard (ongeacht de partnerverdeling). Wordt een kleiner deel gespaard, dan kan een andere partnerverdeling voordelig zijn.

De keuze voor de spaarvariant dan wel de oude regeling geldt per belastingplichtige. Bij fiscaal partners mag – gegeven een bepaalde verdeling van de heffingsgrondslag – de ene partner kiezen voor het wettelijk systeem en de andere voor het rechtsherstel (zie ook rekenvoorbeeld 3 van het Besluit rechtsherstel box 3.). Daar kun je mogelijk voordeel mee halen.

Buitenlandse bezittingen en schulden

Tot en met 2016 werkte de voorkoming van dubbele belasting voor buitenlands onroerend goed als een (100%) vrijstelling in Nederland. Met ingang van 2017 werkte de vrijstelling niet meer volledig (doordat de evenredigheidsmethode wordt gehanteerd en deze geen rekening houdt met de oplopende tariefstructuur).

Bij binnenlands belastingplichtigen met buitenlandse bezittingen en schulden sluit de systematiek voor de berekening van voorkoming dubbele belasting niet volledig aan bij de berekeningswijze die volgt uit het Besluit rechtsherstel box 3. Voor deze groep is een aanvullende regeling gepubliceerd (besluit van 29 juli 2022, nr. 2022-199150 (Besluit rechtsherstel box 3, voorkoming dubbele belasting) en wordt goedgekeurd dat bij de berekening van de voorkoming dubbele belasting rekening wordt gehouden met de belasting, het forfaitaire rendement en het noemerinkomen, berekend volgens het Besluit rechtsherstel box 3. Een verzoek om toepassing van de goedkeuring is in principe niet nodig. Belastingplichtigen krijgen hierover bericht van de Belastingdienst.

Geen compensatie voor niet-bezwaarmakers

Het kabinet moest nog beslissen of ook rechtsherstel wordt geboden aan niet-bezwaarmakers. De Hoge Raad heeft geoordeeld dat deze verplichting niet bestaat, de staatssecretaris had al gemeld dat algehele compensatie te duur en gedeeltelijke compensatie (te) ingewikkeld is. Volgens uitgelekte informatie wordt deze doelgroep niet gecompenseerd en maakt deze afspraak deel uit van het begrotingsakkoord van het kabinet.

Nieuw box 3-stelsel

In het coalitieakkoord was afgesproken om belasting te gaan heffen over het werkelijke rendement in box 3 met ingang van 2025. Dit wordt uitgesteld naar 2026. Tot die tijd blijft de overbruggingswetgeving van kracht. Spaarders zullen tot en met 2025 vrijwel geen belasting betalen als het rendement op spaargeld op het huidige lage niveau blijft. De overbruggingswetgeving (en het officiële bericht over het niet compenseren van de niet-bezwaarmakers) maakt deel uit van het pakket Belastingplan 2023 dat op Prinsjesdag wordt gepresenteerd.

Weinig fiscaal schokkende zaken. Toch een lang artikel. Wie weet wat Prinsjesdag nog meer allemaal gaat brengen.…

Voor meer informatie: mr. Sandra Twigt RB (055-3559979 of s.twigt@fullfinance.nl)

[1] Bij de spaarvariant wordt aangesloten bij de werkelijke verdeling van spaargeld, beleggingen en schulden (2021), waarbij spaargeld wordt belast tegen 0,01%, schulden tegen 2,46% en bij beleggingen (effecten, onroerend goed) tegen 5,69%.

[2] Ik heb een verminderingsbeschikking gekregen – wat betekent dit? (belastingdienst.nl)

Publicatiedatum: 7 september 2022