Verlies nemen op een renteswap?

In dit artikel van 9 mei 2018 werd door collega Aart Klumpenaar ingegaan op een brief van het Ministerie van Financiën over de winstneming bij betaling van schadevergoedingen door banken in het kader van geadviseerde rentederivaten. Dat ging in feite ook over goed-koopmansgebruik. Dat aspect speelt ook in een recente uitspraak van de Hoge Raad.

Op 8 november 2019 heeft de Hoge Raad een uitspraak gedaan over de verantwoording van waardemutaties van interest rate swaps. Een bv had in 2008 en 2009 bankleningen opgenomen met variabele rentes. Vervolgens zijn interest rate swaps afgesloten waarbij de te betalen variabele rente werd omgezet in een vast rentepercentage en een te ontvangen variabele rente over hetzelfde bedrag. De rentepercentages die gebruikt werden waren de 3 maands Euribor en Libor en de 12 maands Euribor. De swapportefeuille bestond uit een drietal categorieën swaps met verschillende hoofdsommen, looptijden en rentepercentages.

Bij het aangaan van de verplichtingen was de waarde daarvan nagenoeg nihil. Maar door de daling van de rente ontstond een negatieve waarde van meer dan € 6 miljoen. Die wilde de bv in 2010 en 2011 graag als verlies nemen. Rechtbank en gerechtshof vonden dat dit niet mocht, omdat daardoor rekening wordt gehouden met rentelasten die toerekenbaar zijn aan toekomstige jaren. Dat zou in strijd zijn met het matching beginsel van goed-koopmansgebruik. De Hoge Raad denkt er toch net even iets anders over.

De Hoge Raad stelt voorop dat goed-koopmansgebruik zich er in de regel niet tegen verzet dat resultaten wegens waardemutaties van een interest rate swap die het gevolg zijn van veranderingen in de marktrente, afzonderlijk worden verantwoord in de belastbare winst van het jaar waarin die marktrenteveranderingen zich voordoen.
Die regel lijdt echter uitzondering voor zover een interest rate swap:
a) samenhangt met een variabel rentende geldlening van de belastingplichtige, en wel;
b) zodanig dat het variabelerenterisico op die geldlening op balansdatum in hoge mate is beperkt. In een dergelijk geval verzet het tot goed-koopmansgebruik behorende realiteitsbeginsel zich ertegen dat waardemutaties van de interest rate swap worden verantwoord in het jaar waarin de marktrenteveranderingen zich voordoen.

Omdat het hof ofwel miskend heeft ofwel niet goed gemotiveerd heeft waarom is voldaan aan de voorwaarden a en b, is de zaak verwezen naar Hof Amsterdam.

Publicatiedatum: 13 november 2019