Het is belangrijk om te weten hoe uw klanten zijn getrouwd. Hebben zij huwelijkse voorwaarden opgesteld en zo ja, wat staat er in? Waaruit bestaan de vermogens, wat spreken echtgenoten af over bijdragen in de kosten van de gemeenschappelijke huishouding, verrekenbedingen en wat zijn de afspraken over bijvoorbeeld pensioen(verevening)?
De gemaakte afspraken hebben – uiteraard – een civiele impact, maar ook de fiscale consequenties zijn groter dan vaak wordt gedacht.
Pensioenverdeling
Zo oordeelde de Rechtbank Overijssel [1] dat er geen sprake kon zijn van verrekening van pensioenrechten omdat partijen dat in hun huwelijkse voorwaarden zo hadden opgenomen. De pensioenuitvoerder ging over tot pensioenverevening conform de Wet verevening pensioen bij scheiding (Wvps) en de rechtbank moest er op verzoek van de man aan te pas komen om de pensioenuitvoerder te gelasten de toegepaste verevening met terugwerkende kracht ongedaan te maken.
Aftrek hypotheekrente
Bij in Nederland wonende belastingplichtigen met een eigen huis maakt het door de werking van het fiscale partnerschap en art. 2.17, tweede lid, Wet IB, niet uit wie van beide fiscale partners de woning bezit en de lasten draagt.
Voor een buitenlandse belastingplichtige kan dat anders komen te liggen. Alleen voor de kwalificerende buitenlands belastingplichtige (met inkomen dat voor 90% of meer opkomt in Nederland) bestaat aftrek voor de hypotheekrente. Een in België wonend echtpaar is op huwelijkse voorwaarden gehuwd en zij bezitten – ieder voor de onverdeelde helft – een eigen woning in België. Mevrouw is kwalificerend buitenlands belastingplichtige (met recht op hypotheekrenteaftrek); meneer niet. Fiscaal partnerschap is dus niet mogelijk.
Voor welk bedrag bestaat nu recht op hypotheekrenteaftrek voor mevrouw? In haar aangifte geeft zij in eerste instantie 50% van zowel het eigenwoningforfait als ook 50% van de aftrekposten eigen woning op. De aanslag wordt conform de aangifte opgelegd. Mevrouw gaat in bezwaar. Primaire stelling: alle hypotheekrente is aftrekbaar (omdat haar echtgenoot de aftrek van betaalde hypotheekrente in België niet kan effectueren). Daar gaat de Rechtbank Zeeland-West Brabant[2] niet in mee.
Subsidiaire stelling is dat zij meent recht te hebben op 67,6% van de aftrekposten eigen woning omdat dat percentage overeenkomt met de verdeelsleutel in de kosten van de gemeenschappelijke huishouding (naar rato van hun netto-inkomen). Op basis van de hoofdregel van artikel 2.17, eerste lid, Wet IB worden de financieringslasten in aanmerking genomen bij degene op wie ze drukken.
Rechtbank Zeeland oordeelt dat door de bepaling in de huwelijkse voorwaarden de kosten van de woning voor 67,6% op belanghebbende drukken.
Vergoedingsrecht voor samenwoners?
Regelmatig wordt de vraag gesteld hoe het gaat met vergoedingsrechten tussen samenwonenden, bijvoorbeeld als aan het vermogen van de ene partij iets is onttrokken ten bate van de andere partij of als een partij uit eigen middelen meer dan zijn/haar aandeel van koopsom/kosten heeft betaald voor bijvoorbeeld een woning of onderneming.
Op 10 mei 2019[3] oordeelde de Hoge Raad dat tussen samenwonenden zonder samenlevingscontract geen sprake kon zijn van een vergoedingsrecht zoals dat wel van toepassing kan zijn tussen echtgenoten of geregistreerde partners. In deze casus betaalde mevrouw uit privévermogen de verbouwing van de woning van de man (ruim € 70.000). Bij het einde van de relatie meende mevrouw recht op een vergoeding te hebben. De Hoge Raad wees de eis van mevrouw af. Er bestond geen (eenvoudige) gemeenschap; de woning was namelijk alleen van meneer en vergoedingsrechten op basis van BW 1:87 zijn niet van toepassing (omdat zij niet waren getrouwd). Er was geen vergoedingsrecht op basis van een onverschuldigde betaling of ongerechtvaardigde verrijking en dan resteert wellicht een vergoedingsrecht op basis van de redelijkheid en billijkheid (doch daarvoor had mevrouw onvoldoende feiten en omstandigheden aangedragen).
Als samenwonenden wel een samenlevingscontract hebben gesloten, dan is bepalend wat zij omtrent (de opeisbaarheid van) vergoedingsrechten hebben afgesproken.
Voor meer informatie kunt u contact opnemen met mr. Sandra Twigt RB (s.twigt@fullfinance.nl).
[1] 22 maart 2020, ECLI:NL:RBOVE:2020:162
[2] Rechtbank Zeeland-West Brabant 12 maart 2020, nr AWB – 18, 3843 ECLI:NL:RBZWB:2020:1230
[3] ECLI:NL:HR:2019:707
Publicatiedatum: 29 april 2020