Na de MDR-wetgeving (DAC6) geldt er met ingang van 1 januari 2023 een nieuwe rapportageverplichting [1]. Ditmaal voor de zogenaamde digitale platformexploitanten (DAC7)[2]. Zij moeten aan de Belastingdienst doorgeven hoeveel hun verkopers verdienen met de via het platform aangeboden goederen en diensten.
De implementatie van deze nieuwe Richtlijn is in Nederland opgenomen in de Wet op de internationale bijstandsverlening bij de heffing van belastingen (WIB). Tegelijkertijd moet de Richtlijn ook in de andere EU-landen worden geïmplementeerd en moet er ook met platforms buiten de EU (door middel van de OESO-modelregeling) een sluitend systeem ontstaan. Alle te rapporteren data worden vervolgens onderling gedeeld.
In de WIB worden in een nieuw artikel 2e alle definities opgenomen. Een lastig te doorgronden regeling doordat voor alle definities steeds wordt verwezen naar Bijlage V bij Richtlijn 2011/16/EU.
Ik ga ervan uit dat het voor de doelgroep van deze nieuwsbrief minder interessant is hoe de Richtlijn uitwerkt voor de platformexploitant (waar zij zich moeten registreren, hoe zij hun administratieve processen moeten inrichten en hoe zij moeten rapporteren).
Van belang is dat verkopers (gebruikers) van deze platforms weten dat:
- Zij als verkoper van het platform bekend zijn;
- Zij mogelijk om informatie en documentatie worden gevraagd door het platform;
- Hun verdiensten via het platform bij de Belastingdienst bekend worden.
En dat laatste is ook precies het doel van deze rapportageverplichting. Te voorkomen dat inkomsten niet worden aangegeven, dat geen verlies optreedt aan belastinginkomsten en het voorkomen van oneerlijke concurrentie (ten nadele van personen en bedrijven die hun activiteiten niet via digitale platforms uitvoeren).
Welke platformactiviteiten?
De EU-Richtlijn hanteert het begrip ‘relevante activiteit’. Een relevante activiteit is een activiteit die wordt verricht door een verkoper voor een tegenprestatie en moet vallen onder een van de volgende categorieën:
- Verhuur van onroerende zaken (dat zich in een EU-staat bevindt),
- Persoonlijke dienstverlening (zie de toelichting hierna*1)
- Verkoop van goederen, en
- Verhuur van transportmiddelen.
Digitale platformen die alleen betalingen verwerken, advertenties plaatsen of gebruikers doorverwijzen naar een platform vallen niet onder DAC7 en hoeven niet te rapporteren (de zogenaamde ‘advertentievrijstelling’).[3]
(*) 1 Persoonlijke diensten
Bijlage V, onderdeel A 6 definieert de ‘persoonlijke dienst’ als een dienst die een tijdgebonden of taakgerichte activiteit omvat die door een of meer natuurlijke personen wordt uitgevoerd, hetzij zelfstandig of namens een entiteit, en die wordt verricht op verzoek van een gebruiker, hetzij online of fysiek offline, na facilitering door een platform.
Uit de MvT (TK) volgt: “Het begrip persoonlijke dienst kan een breed scala aan diensten omvatten, zoals transport- en bezorgdiensten, bijles-, schoonmaak-, tuinier-, of kluswerkzaamheden of administratieve, juridische of boekhoudkundige taken, op voorwaarde dat deze worden uitgevoerd op een specifiek verzoek van een gebruiker. Een specifiek verzoek van een gebruiker kan een-op-een plaatsvinden (bijvoorbeeld als een woningeigenaar een hovenier via een platform verzoekt om zijn tuin op te knappen), maar kan ook onpersoonlijker van aard zijn. Van belang is dat de persoonlijke dienst, in ieder geval tot op zekere hoogte, is aangepast of aan te passen is aan de wensen van de gebruiker”.
“Diensten die tegelijkertijd aan meer dan één gebruiker worden geleverd, zoals online-taal-, muziek-, of sportlessen of uitvoeringen, kunnen kwalificeren als een persoonlijke dienst die wordt verricht tussen de verkoper en elk van de gebruikers (bijvoorbeeld degenen die de taallessen online volgen) als de gebruikers ieder invloed (kunnen) hebben op het verloop van de dienst”.
Cruciaal is dus of de gebruiker invloed kan hebben op het verloop van de dienst. Als je geen invloed op de dienst kunt uitoefenen (denk aan het downloaden van vooraf opgenomen digitale inhoud, zoals online-cursussen, video’s of muziek of een tijdschema van het openbaar vervoer) is geen sprake van een persoonlijke dienst.
Verkoper
De Richtlijn definieert de verkoper als de gebruiker van een platform die op enig ogenblik tijdens de rapportageperiode op het platform is geregistreerd en een zogenoemde relevante activiteit verricht. Onder de ‘verkoper’ wordt dus ook verstaan de verhuurder, dienstverlener etc.
Het is niet relevant of de verkoper een particulier of ondernemer is. Hetzelfde geldt voor de vraag of een te rapporteren verkoper met een bepaalde verkoop, verhuur etc. winst of verlies maakt.
Uitzonderingen (uitgesloten verkopers), waarvoor er geen rapportageverplichting bestaat, gelden voor:
- Overheidsinstanties
- Beursgenoteerde ondernemingen of daaraan gelieerd (gelieerd = de (in)directe eigendom van meer dan 50% van de stemrechten en het vermogen van de entiteit)
- Gebruikers die in een jaar meer dan 2.000 relevante activiteiten hebben verricht voor de verhuur van onroerend goed dat op hetzelfde straatadres staat ingeschreven (grote touroperators of hotelketens)
- Verkopers die in een jaar minder dan 30 relevante activiteiten hebben verricht met een totale jaaromzet van minder dan € 2.000, de zogenaamde ‘kleine’ verkopers, (mits het wel gaat om de verkoop van goederen). Deze uitzondering geldt dus niet als het gaat om het verlenen van persoonlijke diensten of de verhuur van onroerende zaken en transportmiddelen.
Het maakt ook niet uit of sprake is van grensoverschrijdende dan wel binnenlandse activiteiten waarmee de inkomsten worden verdiend. Voor de binnenlandse activiteit wordt dit niet geregeld in de WIB[4] (deze ziet alleen op grensoverschrijdende situaties), maar in artikel 53bis AWR.
Tegenprestatie
Als de tegenprestatie die de verkoper ontvangt voor de transactie bij het platform niet bekend is (of dat het platform het bedrag of tegenprestatie redelijkerwijs niet kan kennen), is er geen sprake van een relevante activiteit en deelt de platformexploitant de gegevens van de verkoper niet met de Belastingdienst.
Er is sprake van een bekende – of redelijkerwijs te kennen – tegenprestatie als de platformexploitant een honorarium in rekening brengt op grond van afname. Dit geldt ook als de exploitant op enige wijze een terugkoppeling ontvangt over de uiteindelijk betaalde of gecrediteerde tegenprestatie.
Rapportageverplichting
Vanaf 2024 zijn digitale platformen voor het eerst verplicht om gegevens van gebruikers te rapporteren over het kalenderjaar 2023. De platformexploitatie moet de gebruikers informeren over de gegevens (zie hierna) die met de Belastingdienst worden gedeeld.
- Identificerende gegevens van de verkoper (voor- en achternaam, geboortedatum, adres en BSN of RSIN en de activiteiten)
- Aantal verrichte transacties
- Behaalde omzet
- Objectgegevens (onroerend goed).
Voor een schematisch overzicht (bron https://www.belastingdienst.nl/dac7):
In de parlementaire behandeling bij de Eerste Kamer zijn[5] voor de praktijk nog wat belangrijke antwoorden en toelichtingen gegeven.
De gemelde advertentievrijstelling is nogmaals toegelicht en ook is nader ingegaan op de situatie waarbij de platformexploitant een onjuiste tegenprestatie heeft doorgegeven (denk aan bijvoorbeeld een geannuleerde huurovereenkomst of een afwijkende contante betaling).
Tijdpad rapportageverplichting
Er moet onderscheid worden gemaakt tussen op 1 januari 2023 bestaande verkopers en nieuwe verkopers. Bestaande verkopers zijn de verkopers die op 1 januari 2023 al op een digitaal platform zijn geregistreerd. Voor bestaande verkopers wordt extra tijd geboden om de juiste gegevens en inlichtingen te verzamelen en te verifiëren. Deze rapportageverplichting geldt dan pas vanaf 2024.
Voor nieuwe verkopers, geldt de eerste rapportageverplichting voor het jaar 2023. Zie ook onderstaand tijdpad (Bron Belastingdienst (DAC7 tijdlijn voor platformexploitanten (belastingdienst.nl):
Platform?
De definitie van Platform komt uit Bijlage V, deel I, onderdeel A, onder 1, van de Richtlijn.
A.Rapporterende platformexploitanten
- “Platform”: elke software, met inbegrip van een website of onderdeel daarvan en toepassingen waaronder mobiele toepassingen, die toegankelijk is voor gebruikers en waardoor verkopers in staat worden gesteld verbonden te zijn met andere gebruikers voor het verrichten van een relevante activiteit, direct of indirect, ten behoeve van dergelijke gebruikers. Daaronder begrepen zijn ook alle regelingen voor de inning en betaling van een tegenprestatie met betrekking tot de relevante activiteit.
In hoeverre is er dan sprake van een rapportageverplichting van ‘eigen producten’ die door het bedrijf of binnen de groep via een website worden aangeboden?
(MvT, TK): Als sprake is van een website van een bedrijf dat uitsluitend de onlineverkoop van goederen van datzelfde bedrijf faciliteert, dan kwalificeert een dergelijke website niet als platform. Dit geldt ook (behandeling in de EK) als deze eigen producten via de website van een groepsmaatschappij worden verkocht. Er bestaat dan geen rapportageverplichting. Het begrip ‘bedrijf’ wordt dus ruim worden opgevat. Dat kan anders zijn als bij die verkoop niet-gelieerde partijen worden betrokken.
Wellicht komt de vraag op of bepaalde klanten wel of geen platform zijn. Misschien dat onderstaande checklist daarop het antwoord geeft (bron Belastingdienst DAC7 checklist rapportageverplichting voor platformexploitanten (belastingdienst.nl)):
Doel van de regeling is o.a. te voorkomen dat inkomsten niet worden aangegeven en dat geen verlies optreedt aan belastinginkomsten. De Richtlijn 2011/16/EU bevat voorschriften voor de handhaving van de nationale wetgeving van de EU-lidstaten voor belastingen die door of namens een EU-lidstaat, met inbegrip van de lokale overheden, worden geheven, met uitzondering van btw, douanerechten, accijnzen, verplichte socialezekerheidsbijdragen en leges.
Zoals jullie ongetwijfeld bekend is, gelden met ingang van 1 juli 2021 nieuwe btw-regels voor e-commerce. Met ingang van deze datum is sneller buitenlandse EU-btw verschuldigd als een ondernemer grensoverschrijdend goederen verkoopt aan consumenten binnen de EU.
Ook is binnen deze nieuwe btw-regelgeving per 1 juli 2021 een bijzondere verplichting geïntroduceerd voor digitale platforms. Deze platforms worden onder specifieke voorwaarden geacht de goederen te leveren aan de kopers/consumenten en de daarover verschuldigde btw wordt in die gevallen van het platform geheven en niet van de leverancier.
Uitdrukkelijk is aangegeven dat de inlichtingen en gegevens die tussen landen worden uitgewisseld in het kader van DAC7 ook mogen worden gebruikt voor de vaststelling, uitvoering en handhaving van de btw en andere indirecte belastingen.
Meer informatie nodig? Neem dan contact op met mr. Sandra Twigt RB (055-3559979) of s.twigt@fullfinance.nl
Bij vragen over de btw, kun je bij mr. Katelijne ten Thije (k.ten.thije@fullfinance.nl) terecht.
Sandra Twigt
Publicatiedatum: 25 januari 2023
[1] Op 22 maart 2021 heeft de Raad van de EU Richtlijn (EU) 2021/5143 (ook wel «DAC7») aangenomen, waarin een aantal uitbreidingen en verbeteringen in Richtlijn 2011/16/EU zijn aangebracht. Deze Richtlijn ziet op de administratieve samenwerking op het gebied van belastingen.
[2] in het Engels kortweg «Directive on Administrative Cooperation», om welke reden de afkorting «DAC» wordt gebruikt.
[3] Bijlage V, onderdeel A1, tweede alinea: De term “platform” omvat niet de software die zonder enige verdere interventie bij het verrichten van een relevante activiteit uitsluitend een van de volgende activiteiten mogelijk maakt:
(a) het uitvoeren van betalingen in verband met een relevante activiteit;
(b) het aanbieden of adverteren van een relevante activiteit door gebruikers;
(c) het doorverwijzen of overbrengen van gebruikers naar een platform.
[4] WIB = Wet op de internationale bijstandsverlening bij de heffing van belastingen
[5] Kamerstukken I 2022/23, 36063, C en Kamerstukken I 2022/23, 36063, E