In de RJK-bundel 2021 zijn belangrijke wijzigingen aangebracht voor verslagjaren vanaf 2022.
Van belang is om deze wijzigingen al dit jaar met de klant te bespreken en op te nemen in de bedrijfsbeschrijving zoals vereist in Standaard 4410-28.
Prospectieve verwerking
De RJ staat het toe dat de wijzigingen die toezien op de verwerking van opbrengsten alleen hoeven te worden toegepast op overeenkomsten aangegaan of gewijzigd op of na het begin van het boekjaar waarin deze wijzigingen voor het eerst worden toegepast.
De verwerking van oude contracten hoeft niet opnieuw te worden bezien.
Afzonderlijk te identificeren componenten (RJK B13.101b)
In bepaalde gevallen is het noodzakelijk een overeenkomst te splitsen in afzonderlijke componenten en richtlijn B13 toe te passen op deze afzonderlijke componenten.
Deze bepaling is vergelijkbaar met een al bestaande bepaling in RJK B5.3 ‘Onderhanden projecten’.
De rechtspersoon zal dan moeten vaststellen de in de overeenkomst toegezegde goederen of diensten afzonderlijke prestatieverplichtingen betreffen. Als voorbeeld worden in de RJ-bundel de volgende criteria genoemd.
a. de afnemer kan de voordelen van de goederen of diensten zelfstandig benutten, al dan niet gezamenlijk met middelen die de afnemer heeft of kan verkrijgen; en
b. de toezegging om de goederen of diensten te leveren is te onderscheiden van de overige in de overeenkomst opgenomen toezeggingen.
Het bepalen van de omvang van een opbrengst (Variabele beloningen) (RJK B13.103 en RJK B5.306)
In de richtlijnen zijn nu voor het eerst specifieke bepalingen opgenomen voor variabele beloningen. Als voorbeelden van variabele beloningen noemt de RJK kortingen, teruggaven, terugbetalingen, prijsconcessies, prestatiebonussen, sancties of andere soortgelijke elementen.
De omvang van een variabele vergoeding wordt bepaald door een schatting te maken. De rechtspersoon past hierbij voorzichtigheid toe. De toepassing van voorzichtigheid heeft als doel te voorkomen dat opbrengsten worden verantwoord die later weer moeten worden teruggenomen. Variabele vergoedingen worden alleen als opbrengst verwerkt wanneer de kans klein is dat ze later teruggenomen moeten worden.
De onzekerheid ten aanzien van het schatten van de omvang van een variabele vergoeding kan zodanig hoog zijn dat het bedrag van de totale opbrengst en het resultaat niet op betrouwbare wijze kunnen worden bepaald.
Een voorbeeld hiervan uit de RJ-bundel is dat een advocatenkantoor een bemiddelingsovereenkomst aangaat waarin wordt overeengekomen dat een klant een vergoeding verschuldigd is die afhankelijk is van de aan de cliënt toegekende letselschadevergoeding (‘no cure no pay’). Als gevolg hiervan is de gehele vergoeding variabel. Het advocatenkantoor acht de schattingsonzekerheid zodanig hoog dat het bedrag van de totale opbrengst niet op betrouwbare wijze kan worden bepaald zodat niet wordt voldaan aan de voorwaarden om de opbrengst nu op te nemen.
Het advocatenkantoor verwerkt slechts een opbrengst tot het bedrag van de gemaakte kosten van de dienstverlening dat waarschijnlijk kan worden verhaald.
Opbrengsten uit licenties, rente en dividend (RJK B13.108)
De richtlijnen bepaalden dat royalty’s volgens het toerekeningsbeginsel in overeenstemming met de inhoud van de overeenkomst worden verwerkt. In die richtlijnen is nu opgenomen dat de aard van een licentie is bepalend voor de verwerking van de opbrengsten waarbij een onderscheid wordt gemaakt tussen:
– een recht om gebruik te maken van het intellectuele eigendom van de rechtspersoon zoals dat bestaat op het moment waarop de licentie wordt verleend (de opbrengsten uit de licentie worden dan verwerkt als de verkoop van een goed); en
– een recht om toegang te hebben tot het intellectuele eigendom van de rechtspersoon zoals dat tijdens de hele duur van de licentie bestaat (de opbrengsten uit de licentie worden dan verwerkt als het verlenen van een dienst).
In de RJ-bundel wordt in bijlage 1 onder 24 het volgende voorbeeld genoemd:
Een rechtspersoon verleent een licentie aan een afnemer waarbij de afnemer gedurende drie jaar het recht krijgt om gebruik te maken van software die is ontwikkeld door de rechtspersoon. De rechtspersoon ontwikkelt de software voortdurend, omdat de software wordt gebruikt in een omgeving waarin technologie een belangrijke rol speelt. Gedurende de looptijd van de overeenkomst ontvangt de afnemer periodieke updates van de software zodat de afnemer steeds beschikt over de meest recente versie van de software.
De rechtspersoon verwerkt deze licentie als het verlenen van een dienst. De licentie betreft namelijk een recht te verlenen om toegang te hebben tot het intellectuele eigendom van de rechtspersoon zoals deze tijdens de hele duur van de licentie bestaat.
Presentatie van onderhanden projecten in de balans (B5.323)
De richtlijnen boden de mogelijkheid om het saldo van alle onderhanden projecten als één totaal in de balans te presenteren. Dit is vervallen omdat deze presentatiewijze onvoldoende inzicht geeft in de balansposities en niet in lijn is met de algemene bepalingen ten aanzien van het salderen van balansposten.
Indien het saldo van een onderhanden project:
– een debetstand vertoont, wordt het nettobedrag van dit project verwerkt als een actief; en
– een creditstand vertoont, wordt het nettobedrag van dit project verwerkt als een verplichting.
Presentatie van onderhanden projecten in de winst-en-verliesrekening (B5.317)
In de richtlijnen was opgenomen dat de projectopbrengsten als netto-omzet of als wijziging in onderhanden projecten in de winst-en-verliesrekening worden gepresenteerd, zolang een project nog niet was voltooid. Dit is niet langer toegestaan.
De rechtspersoon presenteert de projectopbrengsten als onderdeel van de netto-omzet in de categoriale indeling van de winst-en-verliesrekening. De RJ beoogt hiermee dat een beter inzicht wordt gegeven in de projectopbrengsten en de vergelijkbaarheid van jaarrekeningen wordt verbeterd.
Volledigheidshalve wordt benadrukt dat de post ‘Wijziging in voorraden gereed product en onderhanden werk’ zoals opgenomen in het Besluit modellen jaarrekening geen betrekking heeft op onderhanden projecten in opdracht van derden.
Verlieslatende contracten (B5.315)
De RJ heeft verduidelijkt (uiting 2021-10) op welke wijze voorzieningen voor verlieslatende contracten moeten worden bepaald. In de richtlijnen was al bepaald dat een voorziening voor een verlieslatend contract wordt gebaseerd op de onvermijdbare kosten die ten minste moeten worden gemaakt om van het contract af te komen. Die onvermijdbare kosten zijn de laagste van
a. de kosten om te voldoen aan de verplichtingen en
b. de vergoedingen of boetes die verschuldigd zijn bij het niet voldoen aan de verplichtingen.
Nu is verduidelijkt welke kosten moeten worden verstaan onder ‘de kosten om te voldoen aan de verplichting’. Deze bestaan (RJK B10.113) uit:
1. de incrementele kosten voor het voldoen aan de verplichtingen van een contract, bijvoorbeeld directe arbeids- en materiaalkosten; en
2. een toerekening van overige kosten die direct betrekking hebben op het voldoen aan de verplichtingen van een contract, bijvoorbeeld een toerekening van de afschrijvingskosten van een materieel vast actief dat onder andere voor de uitvoering van het contract wordt gebruikt.
Toe te rekenen kosten die direct betrekking hebben op het voldoen aan de verplichtingen van het contract kunnen in dit geval bestaan uit kosten voor het contractmanagement, een specifiek deel van de noodzakelijke onderhouds- en herstelkosten, schoonmaakkosten en verzekeringskosten.
Algemene kosten behoren niet tot de kosten om te voldoen aan de verplichtingen van een contract.
Indien er vragen zijn naar aanleiding van dit artikel dan leggen wij dit graag nader uit.
Sico Jurrius RA
Publicatiedatum: 13 juli 2022