Btw: nieuw besluit belastingplicht en fiscale eenheid

Begin deze maand is het Beleidsbesluit belastingplicht en fiscale eenheid omzetbelasting gepubliceerd. Dit besluit treedt met ingang van 1 juli 2025 in werking.

In dit besluit is het eerdere besluit over de btw-behandeling van werkzaamheden van toezichthouders en van leden van diverse commissies opgenomen (zie Besluit van 28 april 2021, 2021-9403). Er zijn enkele redactionele wijzigingen aangebracht en wijzigingen die verband houden met de invoering van de Wet bestuur en toezicht rechtspersonen.

Btw-heffing bij werkzaamheden van toezichthouders en van leden van diverse commissies

Dit deel van het nieuwe besluit is vooral een bevestiging van hetgeen ook al in het besluit van 2021 stond. Aangegeven wordt in hoeverre leden van toezichtorganen (zoals Raad van Commissarissen of Raden van Toezicht en/of leden van bezwaaradvies- of soortgelijke commissies) kwalificeren als btw-ondernemer voor het verrichten van werkzaamheden binnen het toezichtorgaan of de commissie. Als de toezichthouders of leden van de betreffende commissies geen individuele verantwoordelijkheid/aansprakelijkheid hebben en geen economisch risico dragen en de werkzaamheden worden verricht namens het orgaan of commissie als geheel zullen zij daarvoor niet als btw-ondernemer kwalificeren. De staatssecretaris licht dit uitgebreid toe. Ook handhaaft hij de voorwaarden waaronder btw-herziening als gevolg van regimewijziging achterwege blijft voor de resterende herzieningsperiode als de betreffende persoon in de periode vóór 7 mei 2021 met betrekking tot de genoemde werkzaamheden als btw-ondernemer heeft gehandeld.

Fiscale eenheid btw

In dit besluit worden verder nadere aanwijzingen en verduidelijkingen gegeven rondom de fiscale eenheid btw. Zo worden de kenmerken van de fiscale eenheid btw toegelicht. De verwevenheden in financieel, organisatorisch en economisch opzicht tussen de onderdelen worden uitgelegd. Daarnaast wordt bevestigd dat prestaties tussen de onderdelen van de fiscale eenheid onderling niet aan btw-heffing zijn onderworpen.

Holdings

Ook wordt aangegeven dat de status van ondernemer volgens de Wet op de omzetbelasting 1968 is vereist voor personen om te kunnen behoren tot een fiscale eenheid btw. Daarbij is niet vereist dat alle handelingen van een ondernemer binnen het toepassing bereik van de btw vallen. Niet de omvang van het btw-ondernemerschap, maar het btw-ondernemerschap zelf is dus een voorwaarde om deel te kunnen uitmaken van een fiscale eenheid btw.

Zuivere holdings (die enkel aandelen houden) kunnen dus niet worden opgenomen in een fiscale eenheid btw. Dat is anders voor de ‘sturende en beleidsbepalende holding’ die binnen een concern een wezenlijke functie vult. De staatssecretaris keurt goed dat een dergelijke holding op verzoek in een fiscale eenheid btw kan worden opgenomen mits aan de 3 verwevenheidseisen wordt voldaan. Daarbij geldt dat het verzoek tot opneming schriftelijk moet worden gedaan bij de inspecteur die daarop bij beschikking beslist.

Financiële verwevenheid

Voor verwevenheid in financieel opzicht geldt dat de meerderheid van de (gewone) aandelen – daaronder begrepen de aan de aandelen verbonden zeggenschapsrechten – direct of indirect in één en dezelfde handen ligt. De staatssecretaris geeft uitleg over soort- of letteraandelen en certificering van aandelen. Ook wordt beschreven hoe moet worden omgegaan met een samenwerkende groep van aandeelhouders. Daarnaast bespreekt de staatssecretaris wanneer sprake kan zijn van financiële verwevenheid bij lichamen zonder aandelenkapitaal (zoals een stichting, vereniging of vof).

Organisatorische verwevenheid

Voor verwevenheid in organisatorisch opzicht geldt dat de betrokken personen onder een gezamenlijke, als eenheid functionerende, leiding moeten staan of de leiding van de ene persoon ten opzichte van de andere persoon moet feitelijk ondergeschikt zijn.

Economische verwevenheid

Volgens de staatssecretaris zijn personen economisch verweven als hun activiteiten in hoofdzaak strekken tot verwezenlijking van eenzelfde economisch doel, waarbij hij een gemeenschappelijke klantenkring noemt of het verrichten van zogenoemde complementaire activiteiten. Daarnaast geeft hij uitleg onder welke voorwaarden economische verwevenheid kan bestaan bij “onderling niet-verwaarloosbare economische betrekkingen”.

Bij de drie verwevenheidscriteria worden voorbeelden gegeven die afkomstig zijn uit de rechtspraak.

Ontstaan en einde fiscale eenheid btw

Tot slot biedt de staatssecretaris de praktijk een welkome verduidelijking over het ontstaan en einde van de fiscale eenheid voor de btw. De fiscale eenheid ontstaat automatisch (van rechtswege) zodra aan de drie verwevenheidscriteria is voldaan. De beschikking inzake de fiscale eenheid btw dient enkel ter vaststelling van de hoofdelijke aansprakelijkheid van de deelnemers binnen de fiscale eenheid. Deze hoofdelijke aansprakelijkheid vervalt wanneer de inspecteur schriftelijk op de hoogte is gesteld dat niet langer aan de vereiste verwevenheidscriteria wordt voldaan.

In het besluit wordt ook bevestigd dat personen niet tegen hun wil in als fiscale eenheid btw kunnen worden aangemerkt voor de periode vóór de (officiële) ingangsdatum. Hieruit zou je kunnen afleiden dat het kennelijk niet uitmaakt of partijen al wel/niet hebben gehandeld als fiscale eenheid btw…….

Een tweetal besluiten wordt door dit besluit ingetrokken, te weten:

  • Holding Resolutie (over btw-heffing holdings) van 18 februari 1991, VB91/347
  • Besluit btw-heffing bij toezichthouders e.a. van 28 april 2021, 2021-9403

Heb je vragen over dit besluit of andere btw-zaken? Onze btw-specialiste, mr. Katelijne ten Thije, helpt je graag verder! Je kunt haar bereiken via 055 – 355 99 79 of per e-mail: k.ten.thije@fullfinance.nl.

Publicatiedatum: 24 december 2024

Bron: Besluit Staatssecretaris van Financiën van 4 december 2024, 2024-13987, Stcrt. 2024, 38545