Op 14 november 2025 is het nieuwe besluit “Inkomstenbelasting. Vennootschapsbelasting. Winst; Landbouwproblematiek” in de Staatscourant verschenen (Besluit van 5 november 2025, nr. 2025-10940, Stcrt. 2025-38606). Dit ter actualisering van het oude besluit landbouwproblematiek van 23 november 2018.
Vruchtwisseling
Er is een nieuw onderdeel “Vruchtwisseling” in het besluit landbouwproblematiek opgenomen, dat de voorwaarden opsomt wanneer de landbouwvrijstelling toch van toepassing blijft indien een agrariër een deel van zijn landbouwgrond tijdelijk in gebruik geeft aan een andere agrariër.
Eén van de voorwaarden voor het kunnen toepassen van de landbouwvrijstelling (artikel 3.12 Wet IB 2001) in de inkomstenbelasting en de vennootschapsbelasting is namelijk dat de ondernemer met een agrarisch bedrijf zijn landbouwgrond ook daadwerkelijk gebruikt voor zijn eigen agrarische bedrijfsactiviteiten. Voor de agrarische waardestijging in de periode dat een ondernemer zijn landbouwgrond niet gebruikt in zijn eigen agrarisch bedrijf – bijvoorbeeld bij verpachten aan een andere boer – is de landbouwvrijstelling niet van toepassing (compartimentering). Sommige gewassen mogen / kunnen echter niet ieder jaar op hetzelfde stuk grond geteeld worden, dit om uitputting van de grond en/of ziekten in de grond te voorkomen. En in die situaties kan het handig zijn om voor 1 of 2 jaar een stuk landbouwgrond van een andere boer te gebruiken. En voor deze situaties van vruchtwisseling heeft de belastingrechter bepaald dat de landbouwvrijstelling toch behouden blijft voor de agrarische waardestijging in de periode dat deze landbouwgrond niet in het eigen agrarisch bedrijf wordt gebruikt.
In de pachtwetgeving wordt dit teeltpacht genoemd. En voor de voorwaardelijke bedrijfsopvolgingsvrijstelling schenk-/erfbelasting (hierna ook: BOR SW) wordt landbouwgrond die in teeltpacht is uitgegeven aan een ander toch gezien als ondernemingsvermogen (wel BOR SW) en niet als beleggingsvermogen (geen BOR SW).
Vijf voorwaarden
In het nieuwe besluit landbouwproblematiek worden vijf – vrij strikte – voorwaarden gesteld voor behoud van de landbouwvrijstelling bij aan een ander in gebruik gegeven landbouwgrond in het kader van vruchtwisseling / teeltpacht:
- Er sprake is van een onderhandse overeenkomst tussen de gebruiker en terbeschikkingsteller die is afgesloten voorafgaand aan of op het moment van uit gebruik geven van de grond, waarbij ook wordt voldaan aan de voorwaarden 2 tot en met 5 hierna.
- Vanuit het perspectief van de terbeschikkingsteller mag de periode van uit gebruik geven niet langer zijn dan één teelt.
- Het uit gebruik geven van de grond is noodzakelijk voor de bodemgesteldheid en de verbetering van de grond met als doel de kwaliteit van de daarop door de terbeschikkingsteller van de grond te telen gewassen in stand te houden of te verbeteren.
- De vruchtwisseling moet ten goede komen aan de teelt van het soort gewas dat werd geteeld direct voorafgaand aan het uit gebruik geven van de grond. Na ommekomst van het uit gebruik geven van de grond, moet datzelfde soort gewas als het soort gewas dat direct voorafgaand aan het uit gebruik geven van de grond werd geteeld, weer op die grond worden geteeld
- De grond dient na de strikt noodzakelijke termijn van het uit gebruik geven weer voor de teelt in het eigen landbouwbedrijf in gebruik te worden genomen.
En de melkveehouder?
Het staat niet in het besluit zelf, maar volgens mij betekenen deze voorwaarden dat bij een melkveehouder de teeltpachtuitzondering voor behoud van de landbouwvrijstelling niet van toepassing is, omdat het voor grasland en maïsland niet nodig dat daarop vruchtwisseling wordt toegepast (aldus de grondkamer in teeltpachtzaken).
Dit betekent dan dat voor een melkveehouder die een aantal ha gras-/maïsland in gebruik geeft aan een akkerbouwer en in ruil een aantal ha landbouwgrond van die akkerbouwer in gebruik krijgt, de melkveehouder geen landbouwvrijstelling heeft voor de agrarische waardestijging van zijn land in deze periode en de akkerbouwer wel. Uiteraard mits voor de akkerbouwer er wel sprake is van gewenste vruchtwisseling, en dat zal vaak het geval zijn.
Alleen IB en Vpb?
En hoewel het nieuwe besluit landbouwproblematiek alleen voor de inkomstenbelasting en vennootschapsbelasting van toepassing is, verwacht ik dat de vruchtwisselingsvoorwaarden ook zullen worden gebruikt bij de teeltpachtregeling in de voorwaardelijke bedrijfsopvolgingsvrijstelling schenk-/erfbelasting. Dit omdat voor deze vrijstelling het ondernemingsbegrip uit de inkomstenbelasting voor een heel groot deel bepalend is.
- Dus dan geen BOR SW voor de landbouwgrond die een melkveehouder bij de bedrijfsoverdracht in teeltpacht heeft uitgegeven aan een akkerbouwer?
- Maar wel BOR SW voor de landbouwgrond die een akkerbouwer bij de bedrijfsoverdracht in teeltpacht heeft uitgegeven aan een melkveehouder?
Vragen?
Wil je sparren over het besluit landbouwproblematiek of heb je andere agro-fiscale zaken die je eens met een andere specialist wilt bespreken? Neem dan contact op met drs. Aart Klumpenaar RB (a.klumpenaar@fullfinance.nl of 055-355 99 79).
Ook volgend jaar verzorgen we weer bijeenkomsten waarin agro-fiscale actualiteiten centraal staan. De data staan al vast: dinsdag 19 mei en donderdag 10 november 2026.
Publicatiedatum: 19 november 2025