Overdrachtsbelasting en bedrijfsopvolging

Actualiteit overdrachtsbelasting: de bedrijfsopvolgingsfaciliteit

Bedrijfsopvolging alleen bij beperkte groep familieleden.

De bedrijfsopvolgingsfaciliteit staat opgenomen in artikel 15, eerste lid, onderdeel b. Deze is grammaticaal alleen van toepassing op de bedrijfsopvolging door “een of meer kinderen, kleinkinderen, broers, zusters of hun echtgenoten”. Daar worden bepaalde personen node gemist, bijvoorbeeld de echtgenoot/-note van de ondernemer, de mede-ondernemer of werknemer die op grond van artikel 3.63 Wet IB de onderneming voortzet, maar bijvoorbeeld ook neven en nichten.

Voor de bedrijfsopvolging van een oom door zijn neef die samen al vanaf 1995 een melkveebedrijf exploiteren en neef de onderneming voortzet en de onroerende zaken overneemt loopt het niet goed af (Rechtbank Gelderland [1]).

En dan deze: De vader van X richt in 2012 een stichting op om alle aandelen in een bv te verwerven. Na het verwerven daarvan zijn certificaten aan de vader uitgegeven. De aandelen in de bv zijn aan te merken als fictieve onroerende zaken (OZR). In 2017 schenkt de vader de certificaten aan X. Is op de certificaten de bedrijfsopvolgingsfaciliteit van toepassing?

Ja, volgens Rb. Noord-Holland[2].

De Hoge Raad heeft in de ‘doorkijkarresten’[3] geoordeeld dat de regeling van de OZR geen verdere strekking heeft dan te verhinderen dat door middel van het tussenschuiven van rechtspersonen de heffing van overdrachtsbelasting wordt ontgaan. Verder heeft de Hoge Raad geoordeeld dat met die fictie niet is beoogd de verkrijging van aandelen in een OZR onder de heffing van overdrachtsbelasting te brengen voor zover de verkrijging van een onroerende zaak van dat lichaam zelf buiten de heffing zou blijven vanwege een vrijstelling in artikel 15 van de WBR.

Verder overweegt de rechtbank dat met ingang van 1 januari 1995 de verkrijging van de economische eigendom ook onder het begrip verkrijging valt. Met een beroep op de wetsgeschiedenis[4] en een arrest van de Hoge Raad[5] volgt volgens de rechtbank dat de vrijstellingen van artikel 15 van de overdrachtsbelasting ook van toepassing zijn bij de verkrijging van economische eigendom en past deze ook toe op de verkrijging van de certificaten van de aandelen.

Voor meer informatie kan je contact opnemen met mr. Sandra Twigt (055 – 355 99 79) of s.twigt@fullfinance.nl

Publicatiedatum 14 februari 2025

[1] Rechtbank Gelderland Rb. Gelderland, 05-11-2024, nr. ARN 23/5107 en 24/2056, ECLI:NL:RBGEL:2024:7645

[2] Rechtbank Noord-Holland 19 december 2024, nr. AWB – 23 , 7025 , ECLI:NL:RBNHO:2024:13859

[3] (Hoge Raad 30 november 2018, ECLI:NL:HR:2018:2110 en ECLI:NL:HR:2018:2200) waaruit volgens eiser volgt dat het de bedoeling van de wetgever is om de overdracht van een onderneming te faciliteren en vrij te stellen en daarbij de ondernemer in de zin van de Wet IB 2001 op dezelfde wijze te behandelen als de ondernemer die zijn onderneming drijft via een vennootschap

[4] (Kamerstukken II, 1994-1995, 24172, nr. 3, blz. 26

[5] Raad van 11 juni 2021, ECLI:NL:HR:2021:888