Aanleiding: een uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland[1]. In deze casus ging het om de belastingrente voor de vennootschapsbelasting over 2021 (toentertijd 8%).
Hoogte belastingrente
In het verleden is over de hoogte van de belastingrente vaker geprocedeerd, maar zonder succes. Reden: een rechter mag een wet niet toetsen aan de algemene rechtsbeginselen, zoals het evenredigheidsbeginsel. Maar sinds 2020 is de hoogte van de belastingrente niet meer in de wet geregeld, maar in een besluit (het Besluit belasting- en invorderingsrente / Besluit BIR). Een inhoudelijk toetsing kan dan wel en dat verklaart dat de rechtbank tot deze uitspraak heeft kunnen komen.
De rechtbank
De rechtbank heeft in de uitspraak het Besluit BIR zoals dat luidde van 1 januari 2022 tot 1 januari 2024 onverbindend verklaard wegens strijd met het evenredigheidsbeginsel. De rechtbank vindt de hoge rente voor de Vpb niet evenredig in verhouding tot de met de regel te dienen doelen en de keuze om voor o.a. de vennootschapsbelasting aansluiting te zoeken met de wettelijke rente voor handelstransacties niet logisch. Tot slot vindt de rechtbank ook de doelen die met de belastingrente zijn gediend onduidelijk.
Bezwaarschriften en sprongcassatie
De uitspraak van de rechtbank heeft tot een stroom van bezwaarschriften[2] geleid. De staatssecretaris heeft tegen de uitspraak sprongcassatie ingesteld op 18 december 2024 en er geldt met ingang van 15 februari 2025 een massaalbezwaarprocedure[3]. De lopende cassatieprocedure geldt als proefprocedure. Ingediende bezwaarschriften worden aangehouden totdat de Hoge Raad hierover heeft beslist. Na definitieve beantwoording van de rechtsvragen volgt een collectieve uitspraak die geldt voor alle belanghebbenden die zich hebben aangemeld(*) bij de massaalbezwaarprocedure. Als de Hoge Raad de belastingdienst in het ongelijk stelt, worden de beschikkingen belastingrente Vpb verminderd.
(*) Om mee te doen met de massaalbezwaarprocedure moet je je wel melden (art. 25c AWR, derde lid). Dit betekent dat tijdig bezwaar moet worden gemaakt tegen de belastingrente op aanslagen en dat tijdig moet worden verzocht om herziening van belastingrente op voorlopige aanslagen. Nadat het bezwaar is ingediend, kan de uitkomst van de massaalbezwaarprocedure worden afgewacht.
Als het bezwaar niet alleen ziet op de belastingrente, maar bijvoorbeeld ook de onderliggende aanslag betreft, dan moeten deze bezwaren worden gesplitst. Op het gedeelte dat niet de rechtsvragen in de aanwijzing betreft, zal dan individueel uitspraak gedaan worden.
Periode
De massaalbezwaarprocedure geldt voor de belastingrente die over de periode vanaf 1 oktober 2020 in rekening is gebracht voor de vennootschapsbelasting en de bronbelasting. Vooralsnog geldt deze aanwijzing alleen voor de Vpb en niet voor de overige middelen waarvoor een ander belastingrentepercentage geldt (zoals de IB, loonheffing, omzetbelasting, erfbelasting etc.).
De berekening van de belastingrente is per 1 januari 2024 iets gewijzigd. De koppeling aan de wettelijke rente op (niet-)handelstransacties is losgelaten en er resteert enkel een koppeling aan de ECB-rente. Dit leidt volgens de staatssecretaris niet tot andere rechtsvragen, maar het arrest kan mogelijk niet toepasbaar zijn op de situatie vanaf 1 januari 2024. In dat geval kan een tweede proefprocedure worden geselecteerd waarop een collectieve uitspraak wordt gedaan.
Voor de Vpb gold de ECB-rente voor handelstransacties + 8% met een minimum van 8% en wordt het de ECB-rente + 5,5% (met een minimum van 5,5%). Per 1 januari 2024 uitkomend op 10% (en per 1 januari 2025 9%).
De “lage” belastingrente voor de overige middelen (inkomstenbelasting, erfbelasting, loonheffing, omzetbelasting etc.) was de ECB-rente voor niet-handelstransacties plus 2,25% met een minimum van 4% en wordt het de ECB-rente + 3% met een minimum van 4,5%. Dit percentage bedraagt per 1 januari 2025 6,5% en dat is weliswaar iets lager dan de 7,5% per 1 januari 2024, maar nog steeds fors.
Tips:
- Maak gebruik van de massaal bezwaar procedure en maak tijdig bezwaar als je op een aanslag Vpb belastingrente betaalt.
- Overleg met je klant of je ook bezwaar moet maken tegen het “lage” belastingrentepercentage voor de overige middelen.
- Voorkom belastingrente en doe voor zover mogelijk voor 1 juni aangifte vennootschapsbelasting of voor 1 mei aangifte inkomstenbelasting (er van uitgaande dat de aanslag conform de aangifte wordt opgelegd) en vraag uiterlijk 30 april een voorlopige aanslag (Vpb/Ib) aan over het verstreken jaar.
- Ga samen met je klanten na of de voorlopige aanslag nog ‘klopt’ en verzoek zo nodig om een (nadere) voorlopige aanslag. Leg duidelijk vast in het dossier dat je het hebt besproken (om bewijs te hebben als de klant toch nog schrikt van de verschuldigde belastingrente en daarover bij jou zijn beklag doet).
Voor de liefhebber: in een eerder artikel is ook nog ingegaan op de regeling van artikel 30ia Awr.
Meer informatie nodig: mr. Sandra Twigt (s.twigt@fullfinance.nl) of bel 055-355 99 79.
[1] Rechtbank Noord-Nederland 7 november 2024, ECLI:NL:RBNNE:2024:4361
[2] Tegen een definitieve aanslag vennootschapsbelasting maak je bezwaar. Gaat het om een voorlopige aanslag Vpb? Dan moet je een verzoek om herziening doen, zie art. 27 Vpb. Voor de IB is dit geregeld in artikel 9.5.
[3] Besluit staatssecretaris van Financiën van 7 februari 2025, 2025-3886, Stcrt. 2025, 5793, plaatsing in de Staatscourant 2025, 5793 d.d. 14 februari 2025
Publicatiedatum: 10 maart 2025