Verkoopkosten vallen onder de deelnemingsvrijstelling
Verkoopkosten van een dochtervennootschap/deelneming zijn sinds 1 januari 2007 niet meer aftrekbaar.
Bij een verkooptraject komt dus vroeg of laat aan de orde welke kosten onder de deelnemingsvrijstelling vallen (en dus niet aftrekbaar zijn) en welke niet. De wettekst is niet geheel duidelijk en laat de invulling aan de Hoge Raad.
Volgens de Hoge Raad, in een uitspraak uit 2018 (BNB 2019/26), zijn kosten niet aftrekbaar als deze een rechtstreeks oorzakelijk verband kennen met de daadwerkelijk verkoop van een deelneming. Dit zijn uiteindelijk kosten die zonder de vervreemding niet zouden zijn gemaakt door verkoper.
Bij verkoopkosten kun je denken aan de bemiddelingskosten (finder fee), notariskosten, advocaatkosten en ook de kosten van de accountant en fiscalist (bijvoorbeeld kosten van een Due Diligence). Maar ook de kosten van personeel die bij de verkoop betrokken zijn vallen er onder en ook uitgaven die intern worden gemaakt ten behoeve van de verkoop.
Een nuancering
De Hoge Raad heeft op 22 december 2023 (ECLI:NL:HR:2023:1793) geoordeeld in een kwestie waarbij een drietal deelnemingen worden verkocht en de moedermaatschappij/verkoper aan het personeel “afscheidsbonussen” uitkeert ter grootte van € 1.502.854.De hoogte van de bonus is afhankelijk van de diensttijd, de hoogte van het salaris en het functioneren van de betreffende medewerker. De bonus als zodanig stond niet vermeld in de arbeidsovereenkomst.
Rechtbank Gelderland was van mening dat deze bonussen niet aftrekbaar waren, omdat de bonussen niet zouden zijn verstrekt als de deelnemingen niet waren verkocht. De Rechtbank bleef hiermee in lijn met de eerdere uitspraak van de Hoge Raad uit 2018.
De Hoge Raad geeft echter in haar uitspraak van 22 december 2023 aan dat in dit geval de bonussen niet direct nuttig en nodig waren voor een succesvolle verkoop en derhalve aftrekbaar zijn. De Hoge Raad stelt dat de afscheidsbonussen niet kunnen worden aangemerkt als kosten die worden opgeroepen door de vervreemding van de deelneming, omdat het vereiste rechtstreekse oorzakelijke verband tussen uitgaven en vervreemding ontbreekt. Wat dit laatste aangaat had de Rechtbank al vastgesteld dat de afscheidsbonussen niet zijn uitgekeerd met het oog op de effectuering van de verkoop. De afscheidsbonussen zijn meer een gevolg van de verkoop, in plaats dat ze de verkoop (mede) mogelijk hebben gemaakt.
De Hoge Raad maakt derhalve een nuancering op haar eerder uitspraak van 2018. In het arrest van 2018 werd gesteld dat niet aftrekbaar zijn kosten die zonder de vervreemding niet zouden zijn gemaakt. De Hoge Raad geeft vervolgens aan (r.o. 4.4.1) dat het bedoelde oorzakelijke verband “ontbreekt bij kosten die -weliswaar- niet zouden zijn gemaakt als de vervreemding niet zou hebben plaatsgevonden, maar die overigens in generlei opzicht kunnen bijdragen aan de totstandkoming van de vervreemding”.
Gevolgen praktijk
Bonussen kennen veel verschijningsvormen. Wat te denken van de zogenaamde blijfbonussen of succesbonussen?
Toetsing voor de aftrekbaarheid kan plaatshebben aan de hand van de verdere nuancering die de Hoge Raad nu heeft gegeven.
Duidelijk is geworden dat als er een direct verband is tussen de kosten en de verkoop van de deelneming (de kosten moeten “nuttig en nodig zijn”) de kosten niet aftrekbaar zijn en binnen de deelnemingsvrijstelling vallen.
Wil je meer informatie? Neem dan contact op met drs. Jan Campagne (j.campagne@fullfinance.nl of bel 055-355 99 79).