Splitsing?
Bij de juridische (af-)splitsing wordt één bv opgesplitst in meerdere vennootschappen. Een (af)splitsing is altijd een overgang onder algemene titel. Dat maakt de faciliteit aantrekkelijk, omdat alle activa, passiva en contracten van rechtswege (en dus zonder afzonderlijke leveringsvereisten) mee overgaan.
Fiscaal gebruiken we de splitsingsfaciliteit vaak om ‘uit te zakken’, ofwel van één bv wordt een holding-bv en werk-bv gemaakt, de bedrijfsopvolging vorm te geven of bij de ruziesplitsing om aandeelhouders uit elkaar te halen. Bij de bedrijfsopvolging houdt de aandeelhouder (senior) bepaalde bestanddelen of bedrijfsmiddelen zelf en via de afsplitsing (vaak in combinatie met schenking en toepassing van de BOR) gaat de onderneming of de deelneming in de werkmaatschappij over naar de bedrijfsopvolgers.
Voor de inkomsten- en vennootschapsbelasting kan dit zonder belastingheffing plaatsvinden (zie art. 3.56 IB en art. 14a Vpb). Maar deze faciliteiten mogen niet in ‘overwegende mate gericht zijn op het ontgaan of uitstellen van belastingheffing’. In het vierde lid van art. 3.56 IB en het zesde lid van artikel 14a Vpb wordt dat nader ingevuld.
Opmerkelijke belastingconstructies
Voor de overdrachtsbelasting valt de splitsing onder artikel 15, eerste lid, onderdeel h, van de Wet BRv en is nader uitgewerkt in artikel 5c Uitvoeringsbesluit BRv. Dan valt op dat de tekst van art. 5c kort is (een herhaling van het zesde lid van artikel 14a Vpb) en daarmee relatief soepel is in vergelijking met andere vrijstellingen in de overdrachtsbelasting (m.n. de juridische fusie, de bedrijfsfusie en de interne reorganisatievrijstelling). In de Voorjaarsnota 2023 staat de splitsingsvrijstelling voor de overdrachtsbelasting op de lijst met opmerkelijke belastingconstructies. De wetgever denkt vooral aan de volgende situatie[1]:
- Bv A bezit een onroerende zaak, waar een derde in is geïnteresseerd.
- Bv A wordt gesplitst zodat een onroerende zaak wordt verkregen door een andere vennootschap (bv B).
- Bv A verkrijgt de aandelen in bv B en bv B claimt de splitsingsvrijstelling op de verkrijging van de onroerende zaak.
- Bv A vervreemdt de aandelen in bv B aan een derde (bv C).
- In bepaalde gevallen is het mogelijk dat de verkrijging van die aandelen door bv C niet belast is met overdrachtsbelasting.
- Resultaat is dat bv C (via de aandelen) eigenaar is geworden van de onroerende zaak zonder dat er overdrachtsbelasting is geheven.
- Als bv A de onroerende zaak rechtstreeks aan bv C zou hebben verkocht was er wel overdrachtsbelasting verschuldigd (in dit geval door bv C).
In de Voorjaarsnota 2024 werd de beleidsoptie geschetst om de toepassingsvoorwaarden te laten lijken op de andere ondernemingsfaciliteiten in de overdrachtsbelasting.
In een internetconsultatiedocument zijn de voorgestelde wijzigingen voorgelegd. Overheid.nl | Consultatie Aanpassing splitsingsvrijstelling (internetconsultatie.nl). Zonder op alle details in te gaan wordt voorgesteld om de volgende voorwaarden te introduceren:
- De verkrijgende rechtspersoon moet (een zelfstandig deel van) een onderneming verkrijgen (ondernemingseis).
- De verkrijgende rechtspersoon moet de verkregen onderneming drie jaar voortzetten.
- De verkrijgers van de bij die splitsing toegekende aandelen houden een soortgelijk belang in de verkrijgende rechtspersoon als de aandeelhouders van de splitsende rechtspersoon hadden in de splitsende rechtspersoon op het tijdstip onmiddellijk voorafgaand aan de splitsing.
- De (aandeelhouder van de) gesplitste rechtspersoon moet het bij de splitsing verkregen soortgelijke belang minimaal drie jaren aanhouden.
De voorgestelde splitsingsvrijstelling ziet ook op zogenoemde ruziesplitsingen, hier geldt de ondernemingseis en bijbehorende voortzettingseis niet, de aanhoudingseis geldt wel. De vrijstelling is ook van toepassing als door de splitsing aandelen worden verkregen in een onroerendezaaksrechtspersoon en deze kwalificeren als een aanmerkelijk belang.
Verschillen oud en nieuw?
Jazeker! De nieuwe splitsingsvrijstelling is door haar toepassingsvoorwaarden (m.n. de ondernemingseis) niet meer te gebruiken bij sommige bedrijfsopvolgingssituaties en herstructureringen en kent sowieso een harde aanhoudings- en voortzettingstermijn van drie jaar[2].
Er bestaan ook nog wat losse eindjes hoe de nieuwe regeling moet worden uitgelegd en hoe het overgangsrecht vorm moet krijgen.
Inwerkingtreding
De regeling is een Algemene Maatregel van Bestuur en doorloopt niet het traject van een wetswijziging. Het is dus mogelijk om de nieuwe regeling per 1 januari 2025 te laten starten en mee te laten lopen in het jaarlijkse Eindejaarsbesluit.
In bijlage 2[3] bij de Miljoenennota staat in par. 52:
“Aanpassen splitsingsvrijstelling OVB. (…) Bij de Voorjaarsnota 2024 was het budgettaire belang van deze maatregel en de mogelijke invoeringsdatum nog onvoldoende duidelijk. Inmiddels is bekend dat deze aanpassing per 1-7-2025 kan worden ingevoerd”.
Er bestaat voor de praktijk dus iets meer voorbereidingstijd voor de nieuwe regeling (en desgewenst meer tijd om de oude regeling te benutten).
Voor meer informatie: mr. Sandra Twigt RB (s.twigt@fullfinance.nl) of bel 055-355 99 79.
Publicatiedatum 28 oktober 2024
[1] BIJLAGE 10: OPMERKELIJKE BELASTINGCONSTRUCTIES | Ministerie van Financiën – Rijksoverheid (rijksfinancien.nl)
[2] NB. de huidige splitsingsvrijstelling kent een zachte driejaarstermijn, immers tegenbewijs is mogelijk en in de jurisprudentie van de Hoge Raad, 13-09-2019, ECLI:NL:HR:2019:1297, 18/04792, waar daags na het passeren van de splitsingsakte aandelen in de bij splitsing ontstane vennootschap aan een derde werden overgedragen, was sprake van zakelijke overwegingen én was de splitsingsvrijstelling van toepassing.
[3] Nota over de toestand van ’s Rijks Financiën