Wat is het werkelijk rendement van een tweede woning of een goudstaaf?

In meerdere artikelen in onze nieuwsbrief en via cursussen hebben wij onze klanten voorgelicht over de wijzigingen in box 3 die recent zijn doorgevoerd en die ons nog te wachten staan. Een veel voorkomende vraag was of er nog om ambtshalve vermindering verzocht moest worden of bezwaar moest worden gemaakt tegen aanslagen over oude jaren. Dat is een lastige vraag. Immers, de staatssecretaris van Financiën heeft aangegeven dat er een “massaal bezwaar plus”-procedure komt, waarbij iedereen mee mag doen ook al is individueel geen bezwaar gemaakt. Dus dat is niet nodig, zou je denken. Er zijn echter net twee uitspraken gepubliceerd van Rechtbank Den Haag, waardoor je daar anders tegenaan zou kunnen kijken. Want bij het rechtsherstel wordt nog steeds forfaitair geheven. En dat heeft niets te maken met werkelijk rendement, wat door de Hoge Raad als norm is gehanteerd.

In de eerste casus heeft de inspecteur met een beroep op het Besluit rechtsherstel box 3 het rendement op een tweede woning in 2019 forfaitair op 5,59% gesteld. Na aftrek van het forfaitaire rendement op de daar tegenoverstaande schuld (3%), resteerde een (forfaitair) rendement van € 9.968. De belastingplichtige wilde een verdere verlaging van de heffing in box 3 omdat zijn werkelijke rendement lager zou liggen. Echter, de woz-waarde van de woning was gestegen met € 16.000. Zelfs als rekening gehouden wordt met de gemaakte kosten van € 3.562 is het feitelijk behaalde (zij het deels nog niet gerealiseerde) rendement hoger dan de forfaitaire berekening. En dus is er volgens de rechtbank geen aanleiding om de aanslag lager vast te stellen.

In de tweede casus ging het over het (werkelijk) rendement op een goudstaaf. Deze had op 1 januari 2018 en 2019 een waarde € 33.873 respectievelijk € 34.574. De (niet gerealiseerde) waardestijging bedroeg dus € 701. Er werd echter een rendement aan toegekend van 5,38%, oftewel € 1.822. Dat roept de vraag op of meer compensatie moet worden geboden dan op grond van het Besluit rechtsherstel box 3. En die vraag beantwoordt de rechtbank bevestigend. Nu het rendement op spaartegoeden feitelijk € 38 bedroeg, en het (niet gerealiseerde) rendement op de goudstaaf € 701, is het totale rendement € 739. Afgezet tegen het vermogen in box 3 leidt dit tot een totaal rendementspercentage van 0,57%. Dat toepassen op de belastbare grondslag voor box 3 (na toepassing heffingsvrij vermogen) leidt dan tot een voordeel uit sparen en beleggen van € 566. De rechtbank vermindert de aanslag dienovereenkomstig.

In beide gevallen neemt de rechtbank dus een ongerealiseerde waardestijging in aanmerking voor de beoordeling of recht bestaat op een hogere compensatie (en dus een lagere aanslag voor wat betreft het box 3-vermogen). Als dit de lijn wordt in de jurisprudentie, zal er naar alle waarschijnlijkheid weer een waslijst volgen aan procedures. Weliswaar is vermoedelijk in de meeste gevallen in de afgelopen jaren het te hanteren forfaitaire rendement lager dan het werkelijke (nog niet gerealiseerde) rendement geweest, maar in 2022 zijn de beurzen behoorlijk onderuitgegaan en de waardes van woningen vanaf enig moment weer gedaald. En dat zou dan een ingang kunnen bieden om minder of wellicht zelfs helemaal niet te kunnen heffen als het rendement negatief is.

Het is nog maar de vraag of het zover komt. Mogelijk zal nog hoger beroep worden aangetekend tegen deze uitspraken. Overigens heeft Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 29 maart 2022 geoordeeld dat een niet gerealiseerd koersverlies op effecten niet wordt meegenomen in de bepaling van het werkelijke rendement. Er is namelijk geen zekerheid of dit verlies zich daadwerkelijk zal voordoen.

Het laatste woord is hier zeker nog niet over gezegd, en het hoofdpijndossier van box 3 is nog lang niet afgelopen!

Voor vragen hierover kunt u contact opnemen met Bert Driessen van Full Finance Consultants op 055-3559979 of via b.driessen@fullfinance.nl.