Wetsvoorstel Vbar wordt gewijzigd

In een vorig artikel schreef ik:

“De Hoge Raad verwijst naar het conceptwetsvoorstel Vbar en het advies dat daarop is gekomen van de Raad van State. Het conceptwetsvoorstel, met uitzondering van het onderdeel rechtsvermoeden, beoogt een codificatie te zijn van de kern van de jurisprudentie over de kwalificatie van de arbeidsrelatie. Zeker met de beantwoording van de prejudiciële vragen door de Hoge Raad is wel duidelijk geworden dat het conceptwetsvoorstel geen codificatie is. De rol van het externe ondernemerschap is beduidend groter in de jurisprudentie dan in het wetsvoorstel (daar is het pas een doorslaggevende factor als de indicaties die duiden op werken “in dienst van” in evenwicht zijn met het werken als “zelfstandige”)”.

Kamerbrief 27 maart 2025

Mooi, dat dit [1] nu ook wordt verwoord in (weer) een (voortgangs-)brief aan de Tweede Kamer[2] van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (Y.J. van Hijum) en de staatssecretaris van Financiën – Fiscaliteit, Belastingdienst en Douane (T. van Oostenbruggen). Gemeld wordt dat het wetsvoorstel VBAR wordt aangepast. Of zoals het wordt verwoord: “Het gewijzigde wetsvoorstel zal aansluiten bij de antwoorden van de Hoge Raad op de prejudiciële vragen in de zaak Uber (codificatie van jurisprudentie). Het externe ondernemerschap wordt daarmee één van de omstandigheden die worden meegewogen in de beoordeling van de arbeidsrelatie”.

Ook schrijven de bewindslieden dat het niet het doel is om het aantal zelfstandigen te verkleinen (al wordt uitgebreid ingegaan op de ‘trendbreuk’ dat voor in 2025 het eerst het aantal bij de kamer van Koophandel ingeschreven zelfstandigen is afgenomen), maar het doel is dat wordt ingezet op een juiste kwalificatie van de arbeidsrelatie.

In de antwoorden van de Hoge Raad wordt opgemerkt dat het kan voorkomen dat binnen één organisatie dezelfde werkzaamheden kunnen worden gedaan door een werknemer en een ondernemer[3]. Een grote uitdaging om dat in het juiste vat te gieten.

Gaat dat lukken met de webmodule op www.hetjuistecontract.nl? Dat is maar de vraag. Voor de liefhebbers: lees hierover bijvoorbeeld de V&A met enkele Kamervragen.  Besef dat de webmodule gericht is op opdrachtgevers. Aan de webmodule kan daarom ook geen zekerheid worden ontleend. De webmodule geeft een indicatie of bepaalde werkzaamheden zich ervoor lenen door een zelfstandige te worden gedaan, of dat er gezien de feiten en omstandigheden sprake lijkt van een dienstbetrekking. De zorg dat de webmodule onjuiste informatie verspreidt deelt de minister niet.

Hopelijk komt er wat rust (in plaats van onrust) in de markt. Het gewijzigde wetvoorstel Vbar zal volgens de planning voor de zomer bij de Kamer zijn ingediend en moet dan ingaan per 1 januari 2026 al wordt ook al gemeld dat dat een zeer krappe planning is…

Tot slot

Na de opheffing van het handhavingsmoratorium per 1 januari 2025 geldt een overgangsperiode van één jaar waarin werkgevers en werkenden bij een naheffing nog geen vergrijpboete krijgen als zij kunnen bewijzen dat zij stappen zetten tegen schijnzelfstandigheid. De Belastingdienst kan alleen met terugwerkende kracht corrigeren tot 1 januari 2025, de datum van de opheffing.

Als achteraf mocht blijken dat er toch sprake is van een dienstverband in plaats van een overeenkomst van opdracht, dan kan de “opdrachtgever” de verschuldigde loonheffing verhalen op de “opdrachtnemer”. Voor de premies werknemersverzekeringen geldt een wettelijk verhaalsverbod (zie art. 20 Wet financiering sociale verzekeringen).

Voor meer informatie: mr. Sandra Twigt (s.twigt@fullfinance.nl) of bel 055-355 99 79.

Publicatiedatum: 2 april 2025

[1] Na eerdere voortgangsrapportages d.d. 22 november 2019, 15 juni 2020 en 20 september 2021

[2] Kamerbrief diverse onderwerpen werken met en als zelfstandige(n), nr. 2025-0000040119m, Ministerie SZW, 27 maart 2025

[3] “dat het zich kan voordoen dat de arbeidsrelatie ten aanzien van hetzelfde werk, verricht ten behoeve van dezelfde opdrachtgever/werkgever, ten aanzien van werkenden die zich in het economisch verkeer als ondernemer gedragen of kunnen gedragen (…), anders te kwalificeren valt dan ten aanzien van andere werkenden.” (HR 21 februari 2025, ECLI:NL:HR:2025:601, r.o. 3.5